Prof. dr. P. Minderaa. (foto V. Nierop)
principieel stelde, kon hij telkens weer verwijzen naar Van de Woestijne, wiens ‘geval’ het goed recht van Minderaas biografische metode uitstekend illustreerde. Minderaa, die de beminnelijkheid zelf was, maakte zich in Vlaanderen vele vrienden. Ook na de voltooiing van zijn dissertatie bleef hij bij ons een graaggeziene gast. Hij was een trouw bezoeker van onze poëziedagen en filologenkongressen. Hij begeleidde zijn studenten graag op hun studiereizen naar Gent, Brussel en Leuven. Minderaa bleef een bescheiden, beminnelijke en altijd beschikbare vriend.
Hij werkte mee aan de uitgave van de Volledige Werken van Van de Woestijne, was buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde, schreef een monografie over Herman Teirlinck en was redaktielid van de Spiegel der Letteren. Maar zijn aktieve belangstelling voor Vlaanderen ontplooide zich ook buiten de wetenschappelijke sektor. Sinds 1944 was hij aktief in de Nederlands-Vlaamse Vereniging Noord en Zuid, die de door de oorlog onderbroken kontakten met Vlaanderen wou herstellen. Van 1950 tot 1961 was hij de bezielende leider van de Amsterdamse vakantiekursussen voor Belgische leraars. Onder zijn leiding hebben honderden Vlaamse leraars zich bekwaamd in de kennis van het Nederlands en van het Nederlandse volk en land. Naast zijn wetenschappelijke werk over Van de Woestijne is deze edelmoedige aktiviteit in het kader van de kulturele samenwerking Vlaanderen-Nederland de grootste dienst die hij aan de Vlaamse kultuurgemeenschap bewees. Nu wij gekonfronteerd worden met het heengaan van professor P. Minderaa, weze het ons een troost te weten dat zijn werk door zijn opvolgers zal voortgezet worden.
Marcel Janssens