Ons Erfdeel. Jaargang 12
(1968-1969)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
frans-vlaamse taaltuin
| |
[pagina 117]
| |
voordse keukemaaln is toch wel even schilderachtiger als kokkerellen. En wat zegt u van de zegswijze voor ‘waarschuwen’ e stintje in ze kol(h)of smietn (letterlijk: een steentje in z'n tuin gooien). Poedertje krouw moet wel een tamelijk nieuw woord zijn, want het is de naam voor een niet zo oud ding, nl. jeukpoeier. Of toch? Anders een bewijs dat er zelfs nieuwe woorden voor nieuwe voorwerpen ontstaan zijn in dit zo afgezonderde en zo beproefde taalgebied. Laten we in elk geval onze taalgenoten over de schreve niet grieven door smalend neer te zien op hun arm dialekt. Het is niet armer als welk dialekt ook! Het is soms zuiverder Nederlands als het naburige West-Vlaams. Denk maar aan kèzel, oom, kanne, veroengemakken, oenderkieksjes, leute. Gravee, nonkel, liter, generen, krokussen en plezier worden als Franse woorden beschouwd!
Apoteker Corteel uit Dowaai (o ja, Dowaai, Kales, Sint-Omaars, Ariën en Atrecht, beste West-Vlamingen en andere Nederlanders!) heeft me voor enkele weken een rijk nummer van het Tijdschrift Vie à la campagne geleend, dat helemaal (zowat 50 blz.) handelt over ‘Maisons et Meubles flamands’. De inhoud is merkwaardig: sommige hoofdstukken mochten wel eens (aangepast dan, want het eksemplaar dateert van 15 januari 1930) opnieuw gedrukt worden. Het artikel over het huisgerei en wat bij het huis hoort, van de hand van Jules Beck, bevat ook de dialektnamen van de voorwerpen, in het Nederlands. Niet altijd is z'n tekst betrouwbaar: soms haalt hij de vertaling van z'n Franse woord gewoon direkt uit het woordenboek. B.v. het woord blaker, dat zeker onbekend is in onze gewesten. Wij zeggen gewoon kèè(r)sepanne. Nu gaat het om een zeldzaam toestel, nl. de put-steyger (zie blz. 11). In het Frans heet dat volgens Beck balancier. Larousse en Gallas laten me in de steek. Ik vermoed sterk dat het putgalg betekent. Nu hebben we in O.E., 10e jrg., nr. 2, blz. 190 en nr. 4, blz. 197, over de herberg in Soks, ‘Au steger’ heel wat gissingen gemaakt. Het is lang niet onmogelijk dat dit opschrift herinnert aan zo'n putgalg in de buurt, misschien bij een gemeenschappelijke waterput bij het dorp, die nu natuurlijk verdwenen zou zijn.
C. Delesalle heeft een erg lezenswaardig artikel geschreven in het Bulletin du Comité Flamand de France, 1966, fasc. 1-2, blz. 7-29, over La Flandre et les Flandres. Op blz. 18 heeft hij het terecht, zoals praktisch alle Frans-Vlamingen die over hun taal spreken (Lotthe, Mabille de Poncheville, Léon Boquet, Louis de Baecker, L. Detrez, A.M.J. Ryckelynck, ook de Fransen Michel Legris, Paul Sérant en R. Faure) over ‘le néerlandais depuis l'Aa jusqu'à la Frise.’ Jammer genoeg benadrukt hij de onderlinge verschillen en nuances in ons taalgebied al te sterk, alsof er ook in Frankrijk geen grote dialektverschillen zouden bestaan tussen de verschillende streken. Z'n argument is nogal erg pover. Het is een citaat uit Histoire de Tournai van P. Rolland, waarin verteld wordt dat de geselaars Doornik al zingende binnentrokken in 1349 ‘les Flamands en flamand, les Français en français et les Brabançons en thiois’. Nu is het een feit dat Vlaams als naam voor onze taal in de Nederlanden pas gebruikt wordt vanaf 1567, dat is 53 jaar na het eerste gebruik van het woord Nederlands (in Antwerpen dan nog!). Voordien was de naam voor onze taal Diets. De Fransen gebruikten wel het woord flamand, maar daarnaast ook thiois, bepaald voor de taal van het graafschap Vlaanderen ook!Ga naar eindnoot(3.) We kennen een recent bewijsstuk, nl. een stuk uit het Staatsarchief in Brugge, getiteld: Registre des Rentes et de la Terre et Seigneurie du Doulieu, en thiois Soeterstede. 1783-1797. U weet dat Zoetstede even beneden de taalgrens ligt in de buurt van Belle.
Om te besluiten een variant op een zegswijze die J. Tillie me meegedeeld had (zie 10e jrg., nr. 2, blz. 199), nu opgevangen uit de mond van Meneer Rommelaere uit Ekelsbeke: smooërt e pupe
't gót ol verlooëren
smooër je geeëne
je gó nie te vooëren
(rook een pijp
't gaat al verloren
rook je geen
je gaat daarom niet vooruit)
Alle opmerkingen zijn welkom, hoe meer hoe liever!
(C. Moeyaert, vander Merschplein 40, Menen West-VI., België.) |
|