aantekeningen en verslagen
13e Zuidvlaamse Kultuurdag te Breda op 21 april 1968.
De 13e Zuidvlaamse kultuurdag onder de leiding van Dr. P.C. Paardekooper was gekenmerkt door een atmosfeer van zakelijkheid en realisme.
Jozef Deleu, eerste spreker, benaderde meteen het probleem van uit de juiste hoek: de aandacht voor Frans-Vlaanderen is niet een verspillen van krachten voor een verloren zaak, maar een onderdeel van de gehele vernederlandsende trend in Vlaanderen. En zelfs als ooit het Nederlandse dialekt in de Franse Westhoek volledig uitsterft, zijn de huidige pogingen niet nutteloos: een kultuur die gezond is heeft vanzelf veel aandacht voor de periferie.
Frits Niessen, zeer voorzichtig, zocht een antwoord op de vraag of er in Frans-Vlaanderen nog perspektieven zijn voor het Nederlands. Hij kwam tot de slotsom dat dit gebied wel nooit meer eentalig Nederlands zal worden, en dat de Frans-Vlamingen zelf dit niet wensen. Alleen het A.B.N. heeft enige kans om tegenover het Frans stand te houden, maar de huidige beperkte vorm van onderwijs (partikuliere Nederlandse lessen) volstaat niet. Alleen medewerking van de Franse autoriteiten, op legale, demokratische manier bekomen, kan dit onderwijs in voldoende mate uitbouwen.
Na de middag bewees mevrouw Nicole Verbeke uit Mergem metterdaad dat er, op beperkte schaal, wel degelijk belangstelling bestaat voor de Nederlandse kultuurtaal. Haar Nederlands is nog niet vlekkeloos, maar bij iedere nieuwe gelegenheid dat zij ergens het woord voert, heeft zij opnieuw vorderingen gemaakt. Zij sprak met kennis van zaken over haar kontakten met de Nederlandse literatuur.
Na haar getuigenis sprak Erik Vandewalle. Hij kwam met cijfers, sociaal-ekonomische gegevens over de Westhoek in België en de Westhoek in Frankrijk. Zijn uiteenzetting was duidelijk en klonk zeer aannemelijk, al zijn dergelijke gegevens soms vatbaar voor uiteenlopende gevolgtrekkingen. Het zou beslist de moeite lonen zijn tekst uit te werken tot een grondiger studie. Heeft de Belgische Westhoek, zelf bloedarmoedig, inderdaad zo weinig interesse voor het identiek gebied over de grens? Of is die interesse niet eerder te eksklusief afgestemd op het folkloristische element? (Vragen voor mijn rekening).
Miel Cools zong tenslotte een aantal luisterliedjes die werden gewaardeerd.
Alleen met de slotdiskussie kon ik me moeilijk verzoenen. De mensen die voor de zaak iets doen, hebben er zo weinig aan (er komen zelden realiseerbare suggesties uit de bus) en de mensen die zelf niet in de mogelijkheid verkeren iets te doen, kunnen hun simpatie op een andere wijze betuigen.
Jan Deloof