deze nieuwe uitgave samengesteld met de medewerking van M. Dutoo, A.R. Goussey, H. Loncke, M. Messiaen, R. Rossey, L. Vandenberghe en de Frans-Vlamingen M. Laporte, G. Prum en J. Tillie.
Het is een aardig boekje geworden dat de liefhebbers van folklore zeker zal verheugen. Ze kunnen er alle mogelijke gegevens in aantreffen vanaf heiligenverering en onlangs ontdekte en gerestaureerde Vlaamse kapelletjes tot de marktdagen in Frans-Vlaanderen. Er zijn ook een aantal korte lokaalhistorische bijdragen en een hele reeks Frans-Vlaamse spreuken opgenomen. De samenstellers hebben ook herinnerd aan de voorbije landfeesten en kwamen daarvoor op het gelukkige idee de in het Frans gestelde verslagen over de nemen uit de grote Noordfranse krant ‘La Voix du Nord’. De lezer krijgt op de laatste bladzijde de spreuk ‘Doe wel en zie niet om’ mee, een spreuk die de lezer op zijn beurt ongetwijfeld aan de samenstellers zal toewensen, daarbij denkend aan de volgende uitgaven.
Erik Vandewalle
(Adres: Bert Bijnens, Dirk Boutslaan 8, Koksijde - 60 BF - f 4)
Het buitenland huilt doorgaans met de wolven, maar het Katalaans maandblad ‘Serra d'Or’ is een der zeldzame uitzonderingen. In het maartnummer van dit jaar is het hoofdartikel, alsmede een korte bijdrage van de hoofdredakteur, gewijd aan ‘Lovaina’, Leuven.
In het hoofdartikel wordt Leuven gezien als een simptoom van de federalistische opvattingen die niet alleen in België, maar bijv. ook in Groot-Brittanje aanhangers winnen. Het eindigt met de woorden: ‘We hebben deze feiten willen aanhalen terwijl ze zich nog aan het voltrekken zijn, omdat ze ons duidelijke tekens lijken van de tendens om de staatsstrukturen, meer dan tot nu toe het geval was, in overeenstemming te brengen met de menselijke werkelijkheid van de naties; tendens die nu door iedereen erkend wordt, behalve door ergens een achterop geraakte Frans kommentator en door hen die van Frankrijk alleen de slechtste les geleerd hebben die het maar kon geven.’
De hoofdredakteur, pater Maur M. Boix, bekijkt Leuven in het licht van de volkstaal in de Kerk, waar in de Països Catalans ook wel een en ander om te doen is. Kalm en voorzichtig (Serra d'Or werd door de Spaanse overheid kort geleden nog maar eens veroordeeld, en beboet!), maar met grondige kennis van het probleem in België, komt hij tot de slotsom dat de bisschop van Brugge met zijn laatste stellingname in de geest van het Koncilie handelde. Dat bisschoppen en gelovigen in België wegens een taalfeit verdeeld zijn ‘is het levendig teken van een teruggevonden waarheid: dat de Kerk alleen katoliek, universeel kan zijn in de mate dat ze ook lokaal wil zijn’.
Hij preekt natuurlijk voor zijn (Katalaanse) kapel, maar deze konklusie kon evengoed van een Vlaming komen.
(Adres: Apartat 121, Barcelona)
In de vorige aflevering besteedden we aandacht aan het Tunesisch tijdschrift IBLA, Revue de l'Institut des Belles Lettres Arabes dat in Franse vertaling een fragment opnam van ‘Tvoyage van mher Joos van Ghistele’.
Nu blijkt Pater André Demeerseman, direkteur van het blad, een rasecht Frans-Vlaming uit Hazebroek te zijn, terwijl pater Leon Verplancke reeds vroeger (2e-3e kwartaal 1966) een andere Nederlandse tekst onder de loepe nam: de ‘Naukeurige Beschrijvinge der Afrikaensche Gewesten’, van Dr. O. Dapper (t,Amsterdam, anno 1668 - verbeterde uitgave in 1676).
In zijn studies over de geschiedenis van Tunesië vergeet pater Verplancke dus zeker de bronnen uit de Nederlanden niet, en dit is prijzenswaardig, vooral daar hij ze gebruikt met grote ernst en ze in de Tunesische pers niet onopgemerkt blijven. Des te jammer vind ik het dat de auteur in een van de nota's (pagina 184) Limburgers Vlaams doet spreken, en Friezen en Drenten Hollands. De vroegere term Nederduits, voor Nederlands, kon hier met heel wat meer akkuratesse verklaard worden. Overigens niets dan waardering voor het werk dat IBLA presteert.
Jan Deloof
(Adres: 12, rue Jamaâ El Haoua, Tunis)