De Honger en de Dorst.
Bij gelegenheid van de zevende wereldteaterdag, 27 maart jongstleden, speelde de Nederlandse Comedie in Tilburg van Eugène lonesco: ‘De Honger en de Dorst’. Een stuk in drie episoden: de eerste scène in het sousterrain, waar de hoofdfiguur Jean met vrouw en kind eigenlijk tegen wil en dank zit opgesloten. Tweede episode: op de hoogvlakte bij het museum waar Jean tevergeefs wacht op de vrouw, en de derde episode: in het ‘klooster’, waar Jean het einde van zijn pelgrimstocht beleeft, temidden van de broeders, waar hij via een toneelscène wordt gekonfronteerd met een soort hersenspoeling en een omkering der waarden en waar hij tenslotte wordt ‘ingeschakeld’ bij de soepverdeling. Zoals in het stuk ‘Rhinoceros’ van dezelfde auteur probeert de mens te ontkomen aan de realiteit, aan het gewone leefpatroon en jaagt hij naar iets, dat niet te verwezenlijken is, tot hij tenslotte wordt opgenomen in de gang van het leven, dat uitmondt in de dood. Vooral de laatste scène is bijzonder boeiend door de groteske sfeer in de klooster-gevangenis met de vreemde broeders en de reuzegestalte van de niets zeggende maar alles beheersende overste. Toch was het geheel wat vermoeiend door de geweldige lengte van het werk. Bepaalde delen zouden, naar mijn gevoel, drastisch besnoeid moeten worden. De vertaling van Remco Campert klonk goed en onder andere Han Bentz van den Berg als Jean en André van den Heuvel als broeder Tarabas speelden geïnspireerd.