Jan Hoogsteyns in Duitsland.
In eigen land is schilder Jan Hoogsteyns (Paal) sinds lang geen onbekende meer. Wordt 1968 het jaar van de internationale doorbraak voor deze in leven en werk introvert gerichte jonge kunstenaar?
Een en ander lijkt daarop te wijzen, want in juli stelt Jan Hoogsteyns zijn werken tentoon in Rotterdam. Utrecht komt in augustus aan de beurt. Tenslotte is in november een tentoonstelling voorzien in Parijs.
Veel verwacht de eksposant van enkele tentoonstellingen in de Duitse Bondsrepubliek. Na Krefeld (mei) en Düsseldorf (oktober) resten immers ook nog andere mogelijkheden, waarbij vooral heel wat verwacht kan worden van op dit ogenblik nog lopende kontakten met het Auslandinstitut te Stuttgart. In Duitsland stelde Jan Hoogsteyns voor het eerst zijn werken tentoon in de galerij Alexander Dietel, Rheinstrasse 20 te Krefeld. Van 1 tot 31 mei kon het publiek er kennis maken met niet minder dan 24 tekeningen en een tiental schilderijen.
Het meest kon Jan Hoogsteyns ons bekoren door zijn tekeningen, waarin hij figuren laat evolueren die ongemeen poëtisch geladen zijn. Bij herhaling buigt hij zich hier op indringende wijze over het wezen van de vrouw. Niet zelden kreëert hij vrouwenfiguren met de trefzekerheid van een niets ontziende röntgenopname. Het resultaat is verrassend. Jan Hoogsteyns beperkt zich immers niet tot koel registreren. Iedere tekening is als een momentopname, gevat op het ultieme ogenblik waarop ingrijpende veranderingen nabij leken. Deze veranderingen situeert Jan Hoogsteyns duidelijk in het kader van een diepgaande introspektie. Zo ontstaan soms vrouwenfiguren die fysisch volgroeid zijn en een menselijke perfektie benaderen - waarvan ze zich al of niet bewust zijn - maar die anderzijds lijden aan een schrijnend tekort. In feite lijkt Jan Hoogsteyns ons mensen-figuren voor te stellen die beseffen dat de ideale condition humaine een zich steeds verleggend en praktisch ongrijpbaar element is. Waar de kunstenaar zich het meest van deze kontinu aanslepende spanning bewust werd, ontstonden sterk op zichzelf aangewezen figuren die lijden aan eigen onvolmaaktheid en ook aan de onvolmaaktheid van een wereld waarmee het integratie-proces blijkbaar schoorvoetend verloopt.
Dit bestaan beleven de kreaties van Jan Hoogsteyns blijkbaar permanent aan de periferie tussen droom en werkelijkheid. Hoe intens Jan Hoogsteyns overigens deze optiek - ook wat zijn schilderijen betreft - op de toeschouwer vermocht over te dragen, bewijst misschien wel volgende aantekening die de kunstenaar ten deel viel naar aanleiding van een vroegere tentoonstelling: ‘Uw schilderijen zijn dromen: geen surrealistische dromen van de slaap, maar dagdromen.’