doorzichtige, zwierige spits bleef overeind. 's Avonds is deze toren dikwijls, en het meest de spits ervan, heerlijk verlicht, en doordat Steenvoorde in een laagte ligt, ziet men al aankomend ons prachtigste gebouw van zeer ver.
Binnen de kerk, in de doopkapel, staat volgens mij het merkwaardigste stuk: de bronzen doopvont, die het volgend oud-Nederlands opschrift draagt ‘Dit spasvat is gegeve door losyne Top via (voorzeker weduwe) Jan van Daele, overleden november 1656’.
Opmerkelijk is nog de oude pastorie, het oudste huis van Steenvoorde, dat dichtbij de kerk op de hoek van de Kerkstraat staat. Aan één van zijn gevels kan men het bouwjaar 1664 aflezen. Maar is de herberg ‘In de Engel’ aan de overkant niet nog ouder? Men vertelt dat de geuzen in het jaar 1566, komende van de kerk waar ze de beelden in stukken geslagen hadden, hier hard kwamen drinken!
Nu mogen we ook trots zijn op ons nieuw stadhuis, dat onze vroegere en betreurde burgemeester J.M. Ryckewaert, een echte Frans-Vlaming, in de jaren 1964-'65 in Vlaamse stijl liet bouwen. In de raadzaal kan men een mooi en groot glasraam bewonderen, met een rechtstaande echte Vlaamse leeuw.
Aan een hoek van het stadhuisplein, genoemd Dr. J.M. Ryckewaertplein, staat een mooi nieuw huis dat de heer Jozef Tillie, de taalbewuste leraar Nederlands, heeft laten bouwen, en op de muur bij de ingang staat er geschreven: ‘Ons huisje’.
We zijn ook nog rijk aan andere overblijfsels van eertijds: windmolens. Men vindt langs de baan naar Oudezele de ‘Noordmolen’. Jammer dat een van zijn wieken door de bliksem getroffen werd, en daarom blijft hij daar als een dode verlaten overeind staan. ‘Dereepers molen’ of ‘Drijvermeulen’ staat, goedbewaard en goed verzorgd door de huidige molenaar, Fortuné Dereeper, langs de grote baan naar Kassel, en levert nog goede diensten. Langs de weg naar Eke ziet men ook de ‘Stenen molen’ nog draaien. even goed verzorgd door de molenaar, een Belg van geboorte, Michel Markey, die het in ons land goed vindt.
Eertijds was Steenvoorde een markizaat. De laatste markies van Steenvoorde, Louis-August de la Viefville, had zijn oud kasteel van het dorp (het centrum) verlaten, omdat het dreigde in te storten. Hij bewoonde een ander kasteel, genoemd ‘Oudenhove’, dat ligt langs de grote baan die leidt naar de Belgische grens, ongeveer op een kilometer afstand er vandaan. Van dit kasteel blijft nog een hoeve over, waarvan de boer de heer Pannequin is. Onze markies, Steenvoordenaar van geboorte, werd in het jaar 1794 door de Franse revolutionairen te Atrecht onthoofd.
Vroeger woonde hier in de Watoustraat Z.E.H. René Despicht, een echte, geleerde, wijze en heilige priester, die meewerkte aan ‘De Torrewachter’, waarvan ikzelf abonnee was. Op zijn graf in ons kerkhof staat op het houten kruis dit Vlaams opschrift: ‘Hier rust priester René Despicht, geboren den 25en maart 1870, gestorven den 6en maart 1960. Bidt voor si. ziel’. Er leven zeker nu nog veel Belgen en Nederlanders die hem goed gekend en vereerd hebben.
Ik mag toch niet blijven vertellen over de tijd van onze ouders en voorouders. Op de wereld moet iedereen met zijn tijd leven! Daarvoor heeft men hier laatstmaal een initiatievensyndikaat of vereniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer opgericht, en wij pogen een gebloemde stad van Steenvoorde te maken. Zo hopen we elk jaar gelijk elders ons bloemenfeest te hebben. We zullen ook een nieuw huis voor jongeren krijgen, en nog een ander nieuw huis, met veel bloemen erom, voor de oudste van onze inwoners. Het tegenwoordige oudemannenhuis van de Poperingestraat, dat vroeger een nonnenklooster en hospitium is geweest, gesticht ter ere en onder de bescherming van Onze Lieve Vrouw der Zeven Fonteinen (of der Zeven Bronnen), moet nu, helaas, verdwijnen.
Bij Steenvoorde behoren volgende gehuchten:
- | Sint-Laurens, waar eertijds een klooster van monniken stond, waaruit een klok binnen het koor van onze kerk werd gebracht, |
- | de Warande en Beauvoorde met zijn bos, die alle twee niet ver van de Belgische grens liggen, |
- | ook Rietveld, waar onze vroegere deken, kanunnik J. Verdonck, een mooi kerkje liet bouwen, waarin hij nog gaarne predikte in zijn sappige moedertaal, het Westvlaams dialekt. |
Steenvoorde is eigenlijk een gemeente van kleine en middelgrote boerderijen. De meeste voortbrengels bestaan uit graangewassen, aardappelen, beetwortelen en suikerbieten, bonen, vlas, enz. Maar Steenvoorde is ook het centrum van de hoppevelden en onze rijkste boeren zijn de ‘hoppeboeren’. Bij ons is er weinig nijverheid. Toch mogen we trots zijn op een zeer grote zuivelfabriek, die hier in Steenvoorde meer dan driehonderd mensen tewerkstelt en zijn heerlijke en vermaarde produkten met de naam ‘Steenvoorde’, of nu ‘Steenval’, naar heel Europa en ook naar veel landen overzee uitvoert.
Vroeger was Steenvoorde, meer nog dan Kassel, het centrum van de schoenmakers, maar dat is verleden tijd. Men verkoopt hier nu schoenen die uit de grote schoenfabrieken van Frankrijk en het buitenland komen. Men heeft hier ook nog, maar niet zoveel als te Hondschote, sayette geproduceerd; het schijnt dat dit nog langer geleden is.
Steenvoorde is een rustig dorp, waar de meeste mensen goede kristenen zijn en iedere zondag de mis bijwonen. Enigen maken nog gebruik van de ouderlijke zegen, die onze vader en onze moeder met een kruisje op het voorhoofd van hun kinderen uitspraken: ‘God zegene en beware je’. Op de velden hoort men soms nog tot de arbeiders roepen: ‘God vordere je!’, en de arbeider antwoordt: ‘God lone je!’ Ja... de jongeren antwoorden nu: ‘Merci!’
Dat belet ons volk niet zich op de kermis of op vastenavond luidruchtig te verheugen en te vermaken, en een goede pint bier te drinken. We hebben hier een reus, zoals op de Kasselberg of te Duinkerke en elders. Onze reus heet Jan de Houtkapper. Volgens de legende was hij in de tijd de schoenmaker van Carolus Magnus of Karel de Grote, en ook houthakker in ons Beauvoordebos. Nu dragen enige vrolijke kerels uit Steenvoorde hem op hun schouders rondom de stad, al dansend en zingend, gevolgd door een groot aantal jongens en meisjes.
Nog deze bijzonderheid: een heer die uit Nederland afkomstig is en die sedert het jaar 1958 met zijn familie in Australië woont, heeft me uit dit verre land geschreven: ‘Wist u dat de naam van uw woonplaats voor mij niet onbekend was, zelfs toen ik nog niet van het Vlaamse Steenvoorde had gehoord? U moet namelijk weten dat er ten zuidwesten van Den Haag in Nederland, in de gemeente Rijswijk, een buitenplaats ligt die Steenvoorde heet. Het is eigenlijk een oud kasteel.’
Nu, om te eindigen zal ik zeggen wat Jean-Marie Ryckewaert eens zei:
‘Kijk maar links en rechts,
Te Steenvoorde is men het best!’
Henri Decoopman, Steenvoorde