Adam in Ballingschap.
Het is opvallend hoe weinig belangstelling de drie officiële Zuidnederlandse teaters (KNS Antwerpen, KNS Gent, KVS Brussel) opbrengen voor het werk van eigen auteurs. Tenslotte zijn het de kleine teaters - nauwelijks door de staat gesteund - die de leemte trachten aan te vullen.
Zo bracht het Brussels Kamertoneel, in de krypte onder de Basiliek te Koekelberg, een héél nieuwe aanpasing van Vondels ‘Adam in Ballingschap’. Normaal speelt dit gezelschap onder de Basiliek, in het Vita-zaaltje. Voor Vondels ‘Adam’ zijn ze nog enkele treden dieper gedaald en hebben ze de krypte als toneelruimte gebruikt. Deze is volledig sfeerloos en wordt geschraagd door oerlelijke betonnen pijlers.
Desondanks heeft regisseur Johan Van der Bracht de ruimte gelaten zoals ze is. Géén dekor bovendien. Slechts een metaalkonstruktie sierde het podium als symbool van de boom der kennis. Wat de beetting betreft ging Van der Bracht even drastisch te werk. Naast Adam en Eva slechts... drie spelers, die engel en duivel, Lucifer en Gabriël, Belial, Uriël en al de andere figuren moesten verbeelden, en bovendien de reizang klank geven.
En toch - ondanks deze schijnbaar heiligschennende vereenvoudiging. - zou ik willen instemmen met de opvatting van Johan Van der Bracht. Temeer omdat hij ook de tekstzegging - zonder de grote Vondel te verraden - op hetzelfde vlak heeft gebracht.
Van der Bracht brengt Vondel opnieuw binnen ons bereik, om zo te zeggen op onze schoot. Al moet men zich nog steeds inspannen om de hoge lyriek te volgen. Dit is pionierswerk. Het verdient ruimere kansen. Het opent misschien een deur, die toegang verleent tot een Vondel-interpretatie, passend bij het publiek en vooral bij het jeugdig publiek van onze tijd.
Jan D'Haese