Seneca model gestaan, van ‘Tijl Uilenspiegel’ was Charles De Coster de geestelijke vader en tenslotte bleek ‘Goudland’ geïnspireerd door het gelijknamig boek van niemand minder dan Conscience, door Claus ‘de douanier Rousseau van onze letterkunde’ genoemd.
In al deze bewerkingen is Claus nochtans zichzelf gebleven inzake taalgebruik, sfeerschepping en vrijmoedigheid. De gebruikte werken, - twee romans en een tragedie die 2000 jaar geleden werd geschreven, - vormden voor Claus slechts een aanleiding om eigen ideeën uit te werken, om een eigen visie te beklemtonen, om bepaalde eksperimenten te doen.
Van ‘Tijl Uilenspiegel’ maakte Claus een massaspel, onder regie van Anne Marie Prins opgevoerd door de studenten te Leiden, ter gelegenheid van het achtenzeventigste lustrum van de plaatselijke universiteit. Anne Marie Prins schreef: ‘De verhalen die in het massaspel van Claus worden verteld zijn niet willekeurig geplukt, maar bewust gekozen. Even bewust hebben wij getracht niet opnieuw de avonturen van Tijl Uilenspiegel voor u uit te stallen, maar hem te tonen in zijn tijd.’ In het programma stond: ‘De in veel grollen en listige streken verpakte avonturen van Tijl Uilenspiegel zijn zo bekend dat vaak vergeten wordt dat het hier in feite gaat om een vrijheidsepos: het Vlaams verzet tegen de dwingelandij. In de schitterende bewerking - of herdichting - van Hugo Claus komt het grootse van die strijd sterk naar voren. Een waarlijk klassiek werkstuk van een van de weinige geboren toneelschrijvers in het Nederlandse taalgebied.’
‘Goudland’ werd door regisseur Walter Tillemans aangekondigd als ‘een poppenkast voor grote mensen’ toen het in de Antwerpse K.N.S. werd opgevoerd als een soort semi-musical. Volgens Tillemans is ‘Goudland’ een persiflage, vooral gericht tegen de schroomvalligheid waarmee Conscience zijn verhalen vertelde.
‘Op zichzelf geen kwaad idee’, noteert Willy Vaerewyck in Volksgazet, ‘ware het niet dat ze wat laat komt, d.i. op een ogenblik dat men - zelfs in de meest preutse milieus - heeft afgerekend met de dorpsheid, de braafheid, de zoetzemerigheid, de maagdelijkheid en de onkreukbaarheid van het kristelijk Vlaanderen... Conscience (door de schrijver in een zetel op de scène gezet en raad gevend - nota van ons) werd even het Lieverdje, voor de happening van Claus, die onze bedaagde man met losse hand een paar haren uit de baard plukte.’
Met ‘Thyestes’ ging Claus de richting uit van Artaud's ‘théâtre de la cruauté’ en van de grand-guignol. Hij onderstreept dat, zeggend: ‘Wat heb ik weggewerkt uit de originele tekst? Niet datgene wat Corneille wilde weren, nl. “ce qui peut soulever le coeur des dames”. Maar eerder datgene waar de erudiete dames op verlekkerd waren, nl. de pseudo-aardrijkskunde, de brokjes zelfverrechtvaardigende ethiek, de antropomorfische vervoering over sterrenbeelden.’
Verder luidt het: ‘Geen dramatiek, geen karakters, geen doorlopende aktie. Alles is reine emotie. De mythe van de weerwraak belichaamd via de zinnen. Zijn onze zinnen hiervoor nog ontvankelijk?
Of grinniken wij al bij voorbaat, omdat wij geleerd hebben onze gruwel af te remmen? Of zijn wij verdoofd door de dagelijkse porties onzinnig geweld die ons worden voor-