Vlaamse kunstliederen.
Vanaf Peter Benoit tot voor de Tweede Wereldoorlog was het kunstlied voor vele van onze Vlaamse toondichters het voornaamste en kwalitatief wellicht rijkste en gaafste uitdrukkingsmiddel. In dat genre bereikten de lyrische spontaneïteit, de subjektieve tekstinterpretatie en de sensitieve klankpoëzie van onze Vlaamse romantici en impressionisten hun hoogtepunt. Op dat gebied hebben wij van hen inderdaad een rijk en artistiek patrimonium geërfd, dat echter te weinig bekend en verspreid is gebleven.
Het is één van de zovele verdiensten van de Antwerpse uitgeverij ‘De Crans’ dat zij dat rijke facet van onze Vlaamse muziek heeft onthuld. Naar aanleiding van haar vijftigjarig bestaan heeft deze uitgeverij onlangs een grammofoonplaat op de markt gebracht, waarop een representatieve bloemlezing van Vlaamse kunstliederen werd samengebracht. Negentien liederen van L. Mortelmans, P. Gilson, A. De Boeck, J. Van Hoof en R. Veremans werden tot een bonte ‘Vlaamse liederengarve’ samengebundeld (R.C.A.-Victor, LPM 10.152). Zij worden, op één uitzondering na, voorbeeldig vertolkt door Liane Jespers, Ria Bollen, Francine Lepage, Mia Vinck, Alice Van Haaren, Renaat Verbruggen en Frank Van Hoof. Onze voorkeur gaat vooral naar Liane Jespers, die niet alleen met een technische perfektie interpreteert maar bovendien de geest en de poëtische schoonheid van het lied op een zuivere wijze weet te verklanken.
De waarde en betekenis van deze jubileumuitgave zijn veelvoudig. Maar op de allereerste plaats zou zij de onjuiste voorstelling, die van het Vlaamse lied per se een strijdlied wil maken, voorgoed uit de wereld moeten helpen. Het Vlaamse romantische, laatromantische of impressionistische lied is een zuiver produkt van een oprechte zielsontroering. In hun wisselende gedaanten en kleuren zijn die liederen stuk voor stuk uitingen van de veeleisende kunst van de intimiteit; een genre waarin wij meer te bieden hebben dan we vermoeden.