Ons Erfdeel. Jaargang 11(1967-1968)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] [Gerard den Brabander] In de goten... In de goten kan ik niet meer denken: honger heb ik, en ik ben al dood. Als ik doorga met dit lijf te krenken is de ziel niet langer deelgenoot. Uit het stof ben ik omhoog gerezen en ik straal uit het onsterflijk licht. Nooit meer van het zingen te genezen ben ik engel om het opperwezen, aards gekweld, maar verder vederlicht. Gerard den Brabander (1900-1968) (Verzamelde Gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 1966) Terrestre peine Dans le ruisseau, plus mèche de penser. La faim vous tient. L'on se sent trépasser. Si plus longtemps je maltraite ce corps, L'âme avec lui ne sera plus d'accord. Ah! dégagé de la vile poussière, M'illuminer d'éternelle Lumière! Ah! de chanter ne plus jamais guérir, Ange, aux côtés du Très-Haut resplendir: Terrestre peine... et puis... plume légère... Gerard den Brabander (traduit par André Piot) [pagina 77] [p. 77] Herfstnacht in de Tuilerieën. Alle banken hebben hun gelieven aan de moede scheemring toevertrouwd. En zij huivren diep in eigen hout sinds de minnenden zich stil verhieven. Nacht en regen. Soms een roep door 't woud van een duif en het onhoorbaar klieven van het duister, dat zich slapend houdt om de laatste liefde te gerieven. Verder niets. De nacht en ik alleen, eenzaam wandlend aan de rand der tijden, zó verheugd en zó bedroefd meteen om mijn voeten, die een afscheid schrijden... En de zachte regen om mij heen of er iemand ingehouden schreide... Gerard den Brabander (1900-1968) (Verzamelde gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 1966). Nuit d'automne aux tuileries. Tous les bancs du Parc ont déjà livré leurs couples d'amants au las crépuscule et tremblent en leurs secrètes cellules depuis qu'en douceur, eux se sont levés. Nuits et pluie. Parmi les ramilles, appels de colombes. Et l'obscurité reste en sommeil, à peine se fendille pour favoriser le couple attardé. Puis plus rien. La nuit. Moi seul dans l'allée. Au bord des saisons ma marche isolée. O le triste charme et dans les ténèbres mes pas cadençant la marche funèbre, Et la pluie autour de ce promeneur comme si quelqu'un retenait ses pleurs. Gerard den Brabander (traduit par André Piot) Vorige Volgende