Immigranten en moedertaal.
Australië heeft hoog bezoek gehad en wel van de president van Italië, Saragat. Natuurlijk zijn er bij deze gelegenheid onderscheidingen uitgereikt, er zijn heel vriendelijke woorden gewisseld, maar wat zeker opvallend was, was de toon die de Australische bladen gedurende elk van de zeven dagen van dit bezoek aansloegen. Nog niet zo bijster lang geleden werden de Italianen, altans de Italiaanse immigranten, heel vaak uitgemaakt voor alles wat lelijk was; was er ergens een misdaad gepleegd dan werd reeds bij voorbaat het vermoeden geopperd dat het wel een Italiaan zou zijn geweest. Als bij toverslag kon men, daags vóór de aankomst van president Saragat, lezen dat dezelfde bladen, die er voordien als de kippen bij waren om de Italianen allerlei onwelvoeglijke dingen naar het hoofd te slingeren, zich letterlijk uitputten in loftuitingen aan het adres van dezelfde verdienstelijke mensen. Daardoor is het wellicht ook gekomen, dat een zeer voornaam punt, door verreweg de meeste lezers over het hoofd is gezien en wel een speciale bepaling in de nieuwe immigratieovereenkomst tussen Italië en Australië. Wij hadden geen reden te verwachten, dat de Australische regering opzienbarende koncessies zou doen, ook al zit het land nog zo dringend om immigranten verlegen, maar toch zal het ook de Italianen zelf zijn meegevallen, dat, in afwijking van de tot dusverre gevolgde gedragslijn, Australië bereid gevonden werd voorzieningen te treffen ten aanzien van het onderwijs in de Italiaanse taal aan de kinderen van Italiaanse immigranten.
Wij juichen deze koncessie, ter wille van haar gevolgen en van haar draagwijdte, toe, maar tevens moet het ons van het Nederlandse hart dat, nu Australië letterlijk zit te springen om meer immigranten, in de nieuwe overeenkomsten die zo juist met de Nederlandse regering is aangegaan, de bepaling die voor Italië is getroffen ten aanzien van het onderwijs in de moedertaal, geen weerklank heeft gevonden. Waarom niet? En waarom is er, behalve door een enkeling, met geen enkel woord hierover gerept? Wij herhalen hier met nadruk wat wij reeds meermalen hebben betoogd: Het bezit van de kennis van meerdere talen hebben wij steeds beschouwd als een benijdenswaardig iets, maar er zal altijd slechts één taal zijn, de taal, waarin wij hebben leren denken en spreken, waarin wij op ieder gewenst ogenblik tot ekspressie van de fijnste schakeringen van ons denken en voelen in staat zijn, slechts één taal, waarin wij volledig ‘up to date’ kunnen blijven, door als het ware van dag tot dag de nauw merkbare verschuivingen in betekenis en gevoelswaarde, het in aanzien stijgen of dalen van deze of gene uitspraakvorm of intonatie kunnen volgen.
Was het niet Maarten van Nierop die het zo treffend zeide dat ‘er maar één taal is, waarin ieder mens tot volledige zelfekspressie kan komen, waarin hij zijn persoonlijkheid ten volle kan ontplooien, waarin hij in de volste zin van het woord mens kan zijn. Dat die taal voor ons het Nederlands is, behoort voor ieder van ons tot ons persoonlijk levenslot’. Met pater dr. J. Nijenhuis zijn wij het volkomen eens wanneer hij protest aantekent tegen de zelfs van hogerhand geuite bewering dat ‘een zo snel mogelijke aanpassing aan het ontvangende land uit ieder oogpunt gezien, geboden is!’ Zulk een bewering is een betreurenswaardige uiting van een bedroevend defaitisme en wij menen dat aan zulk een gesteldheid het feit moet worden toegeschreven dat in de nieuwe immigratieovereenkomst tussen Nederland en Australië voor Nederland de ‘aansluiting’ is gemist.
Dr. C. Wouters