La parole du chrétien de Flandre.
Het is niet zonder argwaan dat je een boek met zo'n titel, en dan nog in het Frans geschreven, begint te lezen. Gaandeweg verdwijnt de argwaan: je ziet in dat het helemaal niet zo verkeerd is Kristendom en Vlaamse beweging met elkaar in verband te brengen, en ook dat dit boek in het Frans geschreven moést worden.
De schrijver is een Franstalige uit Vlaanderen. Naar ik uit het boek kon opmaken is hij gegroeid uit een voorname Mechelse familie die heel vriendschappelijke betrekkingen met de opeenvolgende aartsbisschoppen onderhield. Hij is Franstalig opgevoed en schrijft dan ook gemakkelijker Frans dan Nederlands. Op dit ogenblik moet hij de zeventig voorbij zijn. In al die jaren is hij de situatie van de Franstalige in Vlaanderen helemaal anders gaan beoordelen dan zijn ouders en leermeesters dit deden. En als hij vanuit deze situatie en op die leeftijd zijn visie te boek stelt, kan hij moeilijk van partijdigheid of onervarenheid beschuldigd worden.
Hij schrijft in het Frans omdat hij door zijn soortgenoten gelezen wil worden. Hij wil ze ervan overtuigen dat het Franskiljonisme niet alleen achterhaald en zinloos is, maar ook dat het voor een kristen onaanvaardbaar is en in strijd met de bijbel.
Het is niet door de godsdienstige opleiding die hij genoten heeft dat hij tot dit inzicht kwam; wel integendeel. En hij duidt het zijn opvoeders ten kwade dat ze hem op dit gebied de waarheden die in de bijbel staan niet voor ogen hebben gehouden.
De schrijver ként de bijbel, altans de tekst. Of hij de verzen die hij in overvloed, uit het oude en het nieuwe testament, ter staving van zijn tesis aanvoert, steeds juist verklaart, betwijfel ik. Vaak geeft het de indruk dat heel wat gezegden zo maar uit hun verband gelicht werden om een nieuw geheel te vormen; zodat het ernaar uitziet dat de schrijver zijn eigen overtuiging overal in de bijbel wilde terugvinden. Dit alles neemt niet weg dat de voornaamste teksten wél op de goede manier verklaard en aangewend worden en dat de stelling van het boek tenvolle overeenstemt met de hoofdgedachten van de bijbel.
Deze stelling is de volgende: Het is niet waar dat iedereen naar willekeur de taal mag spreken die hij verkiest. Elke mens heeft plichten ten overstaan van de gemeenschap waarin hij leeft; hij moet dan ook door middel van de taal met die gemeenschap verenigd leven. De kristen zal door het aandachtig lezen van de bijbel tot het inzicht komen dat hij zich uit naastenliefde moet inzetten voor zijn eigen volk, en dat hij dit maar kan als hij de taal van dit volk eerbiedigt en spreekt. ‘Quand nous a-t-on enseigné, dans nos écoles catholiques, la charité linguistique contenue dans le “commandement du Seigneur”?’
De schrijver duidt het de geestelijkheid dan ook ten kwade dat ze deze waarheden niet verkondigd heeft; dat ze zich achter de letter van de wet verscholen heeft en zo de taalanarchie liet voortwoekeren; dat ze in Vlaanderen de overheersing van een vreemde taal positief steunde waardoor zij zich aan de kant van een a-sociale kaste schaarde om ‘sterk te zijn met de sterken’.
Waar de schrijver de tekortkomingen van de geestelijkheid, en niet in het minst van de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders in Vlaanderen naar voren brengt, geeft hij wel toe dat deze fouten vooral in het verleden gebeurden, en dat er tans een aanmerkelijke kentering ten goede is.
De schrijver geeft in alles eerlijk, en tegenover allen eerbiedig zijn mening weer. Het komt me niettemin voor dat hij nogal eenzijdig de nadelige invloed benadrukt die de geestelijkheid op Vlaams gebied heeft uitgeoefend zonder recht te laten wedervaren aan de vele priesters die een bijzonder belangrijke rol in de Vlaamse beweging hebben gespeeld. Deze onvolkomenheid kan misschien verklaard worden vanuit de levenskring waarin de schrijver opgegroeid is.
Het doet in elk geval goed dat je zo'n bjibelse fundering van de Vlaamse beweging aangeboden krijgt door iemand die uit het Franskiljonisme stamt en die de zinloosheid en