Panorama - Revista Portuguesa de Arte e Turismo.
‘Vlaanderen’, het kopieuze tijdschrift van het C.V.K.V., heeft sinds jaar en dag de gewoonte in elke jaargang een nummer te wijden aan een bepaald land, waarvan in een reeks korte overzichten de voornaamste kunsttakken belicht worden. Het Vlaamse tijdschrift blijkt nu een eveneens fraai uitgegeven Portugese tegenhanger te hebben, die enkele tijd geleden een speciaal België-nummer publiceerde.
Het blijft een hachelijke onderneming het tweeledige België, met zijn huidige spanningen en twistpunten, objektief te behandelen en vooral het buitenland in te lichten zonder de heersende verwarring nog te doen toenemen. En al is dit België-nummer beslist sympatiek, het laat Vlaanderen naar mijn smaak niet voldoende aan zijn trekken komen. Vooreerst al omdat van de Portugese teksten wel een beknopte samenvatting in het Frans, maar niet in het Nederlands gegeven wordt. Maar nog meer wegens een tekortkoming die makkelijk vermeden had kunnen worden: geen enkele Vlaamse eigennaam wordt in het Nederlands vermeld! Zodat er wel herhaaldelijk gewag gemaakt wordt van Flandres en flamengos, maar deze begrippen bijna nergens tastbaar gestalte krijgen.
Vitorino Nemésio opent de rij met een poëtische evokatie van zijn verblijf in Brussel, kort voor de tweede wereldoorlog, en twee mooie gedichten: ‘Nocturno aos canais de Bruges’ en ‘Roanda de Bruxelas’.
In het eerste gedicht bezingt Nemésio bijv. de ‘rendeiras de Béguinage’ en ‘o torre de Notre Dame’ (hij bedoelt natuurlijk het Begijnhof en de toren der O.L. Vrouwkerk), maar aan een vreemdeling kan deze onnauwkeurigheid nog vergeven worden. Een landgenoot zou echter beter moeten weten! In zijn bijdrage ‘2000 anos de historia da Bélgica’ vertrekt Georges-H. Dumont namelijk nog altijd van een unitaristisch standpunt, dat ik sedert Geyl definitief overwonnen achtte. Het is zonder meer een dwaasheid, zelfs in een vereenvoudigend, vulgarizerend artikel, de naam België te gebruiken voor wat toen Noord-Gallië was, en later een deel van het rijk van Karel de Grote. En tot overmaat van ramp tussendoor van de ‘paises baixos à beira do mar’ te gaan spreken, zonder één woord uitleg. Ik kan me voorstellen dat de Portugese lezer met de ogen gaat knipperen en al die benamingen dooreen gaat haspelen! Deze inleiding brengt alleen maar nodeloze raadsels.
Beter is Henri Nicolai in zijn geografisch overzicht, al zullen velen met mij bedanken voor een Brussel als ‘simbolo da naçao belga’. De bijdragen van A. Kervyn de Lettenhove (streekontwikkeling), E. Jorion (wetenschappelijk onderzoek) en Pierre Moulaert (Belgische muziek) kan ik, terzake totaal onbevoegd, alleen maar vermelden.
De bijdrage over onze schilderkunst is van de hand van André Marchal, en overtreft in ieder opzicht het artikel over onze geschiedenis. Het is een geslaagde sinteze, die zonder grote woorden en mede dank zij een goed gekozen illustratie een glimp laat bewonderen van wat wij op dat gebied de wereld te bieden hebben. En volledig terecht luidt de titel: ‘A pintura na Bélgica - De schilderkunst in België’. Want er is praktisch alleen van Vlamingen sprake.
Tenslotte zijn er, weer terecht, twee afzonderlijke artikels over de literatuur. Waar Roger Bodart, bij zulke gelegenheden zijn traditionele tegenspeler, handelt over de Fransschrijvende literatoren, heeft Karel Jonckheere het over de Vlamingen. Door een gelukkig toeval (?) geeft hij bij wijze van aanloop eerst een korte geschiedenisles, die als korrektief op de bijdrage van G.H. Dumont zeer geslaagd is. Hoe kort en dus onvolledig ook, het overzicht van Karel Jonckheere slaat in, vooral door zijn gewone aforistische wijze van