Ons Erfdeel. Jaargang 11
(1967-1968)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHonderd Jaar Uilenspiegel in Vlaanderen en elders.Jaren na het lezen van Charles de Costers ‘Uilenspiegel’ ontdekte ik pas, dat dit werk in 1867 niet in het Nederlands, doch in het Frans was verschenen: ‘La légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs’. Bij herlezing van de vertalingGa naar eind(1) verwondert mij dit ook niet in het minst. De taal van de vertalers Richard Delbecq en René de Clercq is zo groots en oorspronkelijk, Charles De Coster.
dat men zonder encyklopedische kennis wel in de val moést lopen. De verleiding is groot om hier nader in te gaan op het gebruik van een Algemeen Beschaafd, waarin vele Vlaamse en archaïsche woorden zijn opgenomen, zonder dat men dit als eksentriek gevoelt.
Een enkele illustratie:
‘Als Uilenspiegel vijftien jaar oud was, bouwde hij te Damme, met vier palen, ene kleine tent op, en riep dat voortaan een iegelijk er zijn tegenwoordig en toekomstig gelaat afgebeeld kon zien, in een schone lijst van hooi.’
‘Aan een dikken monnik, die hem vroeg zijn tegenwoordig en toekomstig gezicht te zien, antwoordde hij: ‘Gij zijt ene hespenkast, en een bierkelder zult gij ook zijn, want zout noodt tot drinken, nietwaar, dikzak? Geef mij een oortje, omdat ik de waarheid zei.’
‘Daarna toonde hij ook aan de lieden van Damme, van Brugge, van Blankenberge, tot zelfs Oostende, hunnen spiegel. En in stee van te zeggen in Vlaamse sprake: “Ik ben Ulieden spiegel”, zei hij kortweg “Ik ben Ulen spiegel”, gelijk thans nog gezegd wordt in Oost en West-Vlaanderen. En zó kwam hij aan zijn bijnaam Uilenspiegel.’
Ondanks de bekendheid die dit werk terecht bij het publiek kreeg, vermelden enkele door mij geraadpleegde handboekenGa naar eind(2) voor literatuur Tijl niet. Het is ook pas van de laatste jaren dat de kunst van het vertalen in een staatsprijs wordt uitgedrukt; | |
[pagina 166]
| |
Titelpagina van de eerste uitgave in 1867.
daardoor wordt deze grootse vertaling van Delbecq en De Clercq vermoedelijk niet vermeld.
Alleen in het ‘Letterkundig Woordenboek voor Noord en Zuid’Ga naar eind(3) kon ik de naam van Charles de Coster in verband met onze letteren terugvinden. En toch ben ik van mening dat, hoewel dit werk in het Frans het licht zag, het één van de meest Groot-Nederlandse werken is, die wij bezitten:
En de geesten zongen: ‘En de geesten zongen: ‘Laas,’ zeide Uilenspiegel: ‘Noord, West en Gordel... Gij spreekt wel raadselachtige taal, heren Geesten!’
En grinnikend zongen zij: ‘'t Noorden is Nederland ‘Dat is wijs gesproken, heren Geesten,’ zeide Uilenspiegel. (blz. 292-1).
Op wel zo'n uitzonderlijke wijze duidt De Coster de oorzaak van de verscheurdheid tussen Noord en Zuid, enkele jaren slechts na het tijdstip, dat de tweede scheuring een feit was geworden. En hoe die verscheurdheid tenslotte in de taal door zou lopen, blijkt dan hier nog eens zijdelings door de reeds vermelde afwezigheid van De Coster in onze handboeken en de fragmentarische kennis van Uilenspiegel bij het gros der Nederlandssprekenden. Het moet zelfs gezegd, dat onze handboeken die verscheurdheid ekstra beklemtonen door Noord en Zuid nog steeds apart te behandelen.Ga naar eind(4) Een uitzondering vormt ‘De literatuur van de Nederlanden in de moderne tijd - J.C. Brandt Corstius en Karel Jonckheere’.Ga naar eind(5) Uit het Woord vooraf citeren we H.J. Reinink en J. Kuypers: ‘De letterkundigen, wier voertaal het Nederlands is, worden hier niet gescheiden behandeld naar gelang zij Belgen of Nederlanders zijn, maar ongeacht hun staatsburgerschap te zamen in één hoofdstuk besproken, volgens de periode of de stroming waartoe zij behoren. Wij hopen, dat dit beeld van de Nederlandse letteren - als eenheid - zoals het door de twee auteurs naar hun eigen inzichten werd geschetst, de liefde voor ons gemeenschappelijk erfgoed zal bevorderen.’ | |
[pagina 167]
| |
De literaire onverschilligheid t.a.v. De Costers werk zal in het Zuiden zeker ook voortgekomen zijn uit het feit, dat het boek op de indeks werd geplaatst. De Coster stond te boek als vrijdenker en De Clercq was ook geen onbesproken figuur, zij het om andere redenen. In Noord-Nederland werd - of wordt soms nog? - een boek al gauw als echt Vlaams versleten, als er enige ‘Vlaamse’ woorden in gebruikt worden. Toch zou Tijl, door De Coster herrezen als de Grote Geus, tot de verbeelding der ‘Hollanders’ moeten spreken!
Maar - en dit is misschien het belangrijkste motief - Tijl was nu eenmaal het meest bekend als de grote nar, de figuur van bekende anekdotes, meer geschikt voor kinderen dan voor lieden met letterkundige smaak.
Het is voor mij een tragisch symbool dat juist in Elsene (Brussel), waar De Coster in 1879 stierf, voor Tijl en Nele een gedenkteken werd opgericht (1927) om als het ware nog eens ekstra te beklemtonen dat de strijd van onze Vlaamse vrijheidsheld nog niet gestreden is. We zijn het dan ook niet eens met André Schreurs, als hij alleen op het typisch Vlaamse van De Costers epos wijst, dat z.i. vrijwel uitsluitend ligt in de geografische begrenzing en de rijkdom aan folkloristische gegevens.Ga naar eind(6)
Dit moge misschien de allereerste konstatering zijn, maar onze Tijl biedt toch veel meer dan dat. Het is de Noordnederlander niet toegestaan figuren als Marnix van St. Aldegonde, Simon Stevin, Vondel, Carel van Mander enz. bij het Noorden in te lijven, alsof zij daar zo zonder meer thuis horen. Maar evenmin mag de Zuidnederlander Tijl Uilenspiegel naar de visie van De Coster als een uitsluitend Vlaamse verschijning voorstellen. Daarvoor is de Noordnederlander te vertrouwd met de 80-jarige oorlog. Zonder kennis van de geschiedenis van het Zuiden zijn Tijls avonturen naar de geest van De Coster inderdaad moeilijk te verstaan, dat kunnen wij Schreurs nageven. Maar evenmin zal het gaan zonder enig begrip van wat zich in het Noorden afspeelde.
En wie over een geografische begrenzing spreekt, dient dan over een Groot-Nederlandse plaatsenkennis te beschikken, wil hij alle aardrijkskundige namen werkelijk thuisbrengen: kris-kras bladerend door deel II der uitgave van Bert Bakker noteren we zonder enig systeem: Geertruidenberg, Alkmaar, Kamerijk, Dowaai, Brugge, Knokke, 's-Gravenhage, Veere, Rijsel, Atrecht, Ameland, Schiermonnikoog. Een schonere begrenzing van ons taal- en kultuurgebied valt niet te geven!
Zo is deze Tijl voor mij de ideale schakel geworden tussen Noord en Zuid, dé oekumenische figuur bij uitstek!
Vader Klaas wordt als ketter verbrand en zijn asse klopt op Tijls borst, hij kan niet anders dan dienst nemen bij de Geuzen. Eilaas voor het Katolieke Zuiden, om met De Clercq te spreken.
Tijl koopt hesp en worst voor de martelaren van Gorkum, doet al het mogelijke om hun terechtstelling te voorkomen, desondanks worden zij opgehangen in Brielle. Om zijn bemoeiingen zou Tijl eveneens gehangen zijn door Lumey, ware het niet dat Nele hem wist te redden: Eilaas voor het Protestantse Noorden!
Mocht er ooit nog een boek verschijnen als: ‘Speels ABC der Nederlanden’ (ter gelegenheid van de Boekenweek in 1962Ga naar eind(7), dan zou mij de naam met het portret van De Coster onder de letter C liever zijn, dan de Camera Obscura voor het Noorden en ‘Carnaval’ voor het Zuiden; zijn naam zou kunnen gelden én voor Noord én voor Zuid, Frans-Vlaanderen inbegrepen. Mochten deze begrippen te dierbaar zijn, dan zou de naam Uilenspiegel mij onder de letter U beter passend voorkomen dan ‘Uitwisseling’ (van minder vriendelijke uitlatingen tussen Noord en Zuid wel te verstaan!). En dit, omdat de Vlaamse Tijl zich thuis voelt in al het land dat men vindt tussen Duinkerke en de Dollard.
P. van Damme, Sleeuwijk |
|