toe het initiatief te hebben genomen voor de wetenschappelijke bestudering van 15e-eeuwse drukken, van de wiegedrukken dus, J.W. Holtrop, bibliotekaris van de Koninklijke Biblioteek in Den Haag, was op dit gebied de baanbreker. In 1865 publiceerde hij een katalogus van de inkunabelen der K.B., gevolgd door een daarop aansluitende verzameling facsimile's; deze uitgave zag het licht onder de titel ‘Monuments typographiques des Pays-Bas au quinzième siècle’ (1857-1868). Decennia lang heeft dit werk in kringen van inkunabulisten, bibliografen, bibliologen, bibliotekarissen, antikwaars en mediaevisten grote bekendheid genoten onder de afkorting HMT. De zwager van Holtrop, tevens zijn opvolger als bibliotekaris van de K.B., M.F.A.G. Campbell, heeft zich eveneens internationale faam verworven als inkunabulist: in aansluiting op HMT publiceerde hij in 1874 de ‘Annales de la typographie néerlandaise au quinzième siècle’, een beschrijving van 1794 wiegedrukken; de ‘Annales’ werd later met vier supplementdelen uitgebreid. De 19e-eeuwers Holtrop en Campbell hebben de bibliografie in volstrekt nieuwe banen geleid. Hun werkzaamheid vormt de grondslag voor het moderne onderzoek van de inkunabelen, dat beoogt in uiterst precieze detailarbeid lettertypen en boekversiering van elke pers te analyseren; de gegevens over het leven van de drukker worden hiermee verbonden en op die wijze kan men een beeld van zijn persoon en zijn werk ontwerpen. Dat deze studie een dieper inzicht verschaft in het gekompliceerde kulturele leven in de overgangsfase van Middeleeuwen naar Renaissance, behoeft geen verdere uitleg.
Het werk van de Hellinga's, afgekort tot HPT (Hellinga's Printing Types), is de vervanger van HMT. Sinds enkele maanden bereiden ze een nieuwe uitgave voor van Campbell's ‘Annales’, die gepubliceerd zal worden onder de titel ‘The Annals of Fifteenth-Century Printing in the Netherlands’; dit werk zal een aanvulling vormen op HPT.
In welke mate in een eeuw tijds het te onderzoeken materiaal is uitgebreid, blijkt uit een vergelijking van de volgende gegevens: HMT omvat één deel; in een bestek van 149 pp. heeft Holtrop zijn tekst, inklusief inleiding en register, samengebracht; hierna volgen 133 facsimile's. Tekst en registers van het eerste deel van HPT, dat een groter formaat heeft dan HMT, beslaat 295 pp.; de tekst, de registers en de 291 facsimile's van het tweede deel omvatten samen maar liefst 505 pp. Er blijkt nog iets anders uit de vergelijking tussen HMT en HPT: in de 19e eeuw was het Frans de taal der preferentie van alle bibliografen; in deze eeuw is die positie door de Engelse taal overgenomen.
Het doel van ‘Hellinga's Printing Types’ is tweeledig: het wil ten eerste ongesigneerde en ongedateerde drukken identificeren met behulp van reprodukties en registers, en op de tweede plaats wil HPT een geschiedenis geven van onze lettertypen. Het boek biedt fotografische afbeeldingen van alle lettertypen, zodat de gebruiker zich steeds een nauwkeurig beeld van hun vormen kan maken.
Een van de ingewikkeldste problemen waarmee inkunabulisten worstelen, is het determineren van herkomst en datering van de wiegedrukken. Veel 15e-eeuwse drukkers hebben verzuimd om in een kolofon - evenmin als de handschriften vertonen de inkunabelen een titelpagina - hun naam en een jaartal te vermelden. Ook Holtrop heeft zich in zijn ‘Monuments’ met deze problematiek intensief beziggehouden. Het tweede doel daarentegen streefde Holtrop niet na, kon hij ook niet nastreven, omdat in zijn tijd daarvoor te veel gegevens ontbraken. ‘Hellinga's Printing Types’ biedt een helder inzicht in de herkomst, de ontlening, de onderlinge relatie en de verspreiding van de vroege lettertypen uit de Nederlanden. Uit die geschiedenis blijkt onder meer dat een aanzienlijk deel van de letters afkomstig was uit de Nederlanden. Voor het ontwerpen en het snijden van de letters hadden de drukkers uit de 15e eeuw veelal een vakman in hun dienst, van wie de naam slechts zelden achterhaalbaar is. Een uitzondering op deze anonimiteit vormt, dank zij een ruzie, de letterontwerper en -snijder Henric van Symmen. Deze was in de negentiger jaren van de 15e eeuw werkzaam bij de bekende Antwerpse drukker Gheraert Leeu. Tussen baas en knecht ontstond een konflikt, dat kulmineerde in een vechtpartij. Hierbij gaf Henric Symmen zijn werkgever een ‘cleyn steecxken (...) in syn hooft’, met als droevige klimaks dat Gheraert Leeu aan die verwonding overleed. In HPT wordt deze Henric - volgens mej. Kronenberg terecht - geïdentificeerd met Henric Lettersnider, die na zijn knechtenbestaan later als zelfstandig boekdrukker optrad in Antwerpen, in Rotterdam en tot 1511 in Delft. Deze Henric is vooral bekend geworden als leverancier van lettertypen. Algemeen in de Nederlanden zijn de zg. Lettersnider-typen gebruikt; ze vonden ook hun weg naar Duitsland.
‘The fifteenth-century printing types of the Low Countries’ is de eerste studie die de Hellinga's in samenwerking hebben voltooid. Wytze Gerbens Hellinga, sinds 1946 hoogleraar in de Nederlandse taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam, heeft zich