jaar bekijkt, dan stelt men vast dat het bestuur inderdaad alles in het werk heeft gesteld om interessante sprekers uit Vlaanderen en Nederland te laten optreden. De opsomming van de namen alleen kan hiervan enig idee geven: André Demedts, Anton van der Plaetse, Lia Timmermans, Prof. G. Verbeke, E. van Hemeldonck, A. Westerlinck, K. Jonckheere, S. Debroey, Prof. Ch. Verlinden, A. van Wilderode, Prof. C. De Clercq, Dr. W. Vanbeselaere, A. Van Duinkerken, G. Walschap, F. Rutten, M. Rosseels, Mgr. E.J. Desmedt, Mgr. A. Descamps, M. Gijsen, Prof. H. Fayat, G. Bomans. L. Roppe, Dr. N. Wildiers, R. Panis, Dr. P. Knapen, Mgr. G. Van Gheluwe, M. Naessens en Prof. Dr. L.J. Rogier. In de loop van 1967-68 treden J.L. De Belder, B. Claessens, Théo Lefèvre en Prof. F. Collin voor deze kring op. Vlaamse films als ‘De man die zijn haar kort liet knippen’, ‘Het Afscheid’ en dokumentaires over ons land werden er reeds vertoond.
De ‘Vlaamse Kulturele Kring’ organiseert deze voordrachten en filmvoorstellingen in samenwerking met de Belgische Ambassade te Rome, de dienst Buitenlandse Kulturele Betrekkingen en de Kultuurraad voor Vlaanderen. De aktiviteit die deze kulturele kring ontplooit is ongetwijfeld belangrijk en ik vraag mij af of het niet mogelijk zou zijn ook in andere belangrijke Europese hoofdsteden een gelijksoortige kring op te richten die kan rekenen op de medewerking van onze officiële diensten. Het voorbeeld van Rome verdient onze aandacht en waardering.
Jozef Deleu