Forum in Eindhoven.
Wat staat verdere toenadering tussen Vlamingen en Nederlanders in de weg? Die vraag werd gesteld aan een forum op de in het kader van de ‘Zuidnederlandse Ontmoetingen’ in Eindhoven gehouden Journalistendag. Honderdvijftig krantenmensen uit Noord en Zuid waren aanwezig, onder wie talrijke Vlamingen. De Vlaamse Journalistenklub had het initiatief gesteund en de reis georganiseerd. Vooral de mensen uit het Zuiden lieten zich door hun tussenkomsten opmerken. Voelden zij zich meer bij de zaak betrokken? Hun presentie en hun belangstelling zijn een steun voor hen die, zoals Prof. H. Fayat, denken aan een of andere vereniging waarin Zuid- en Noordnederlandse perslui elkaar zouden kunnen ontmoeten. Als het niet in de Conferentie der Nederlandse Letteren kan...
Het forum stond onder leiding van de gewezen Nederlandse minister-president en oudminister van O.K. en W., Cals. Geestig en spits, zoals altijd, stelde hij de gesprekspartners voor en vatte nadien de konklusies samen.
De Belgische oud-premier Theo Lefèvre belichtte in zijn inleiding vooral de ekonomische aspekten van het probleem. Hij zei dat er talrijke fuzies tot stand komen tussen Amerikaanse en Europese firma's, of gewoon tussen bedrijven binnen de eigen staatsgrenzen, maar weinig of niet tussen Nederlandse en Belgische ondernemingen. Hij vindt dat jammer, alleen al om kommerciële redenen. Er bestaat 'n groot gevaar dat de drie kleine partners in de EEG door hun drie grotere broers zouden worden verpletterd. ‘Samen zijn we sterk’. Theo Lefèvre wees op de noodzakelijkheid van research. Ook dit wetenschappelijk onderzoek zou in Beneluxverband kunnen gebeuren. Hij had er aan kunnen toevoegen dat dit alvast voor België een mooi winstpunt zou zijn, aangezien de research in Nederland verder gevorderd is. Ook het verschil op dit gebied is een hindernis voor de integratie.
In de loop van het gesprek zei Theo Lefèvre dat de verdere toenadering alleen kan steunen op de reële ekonomische basis van Benelux. Naar aanleiding van een opmerking over wederzijds onbegrip gaf hij enkele staaltjes van ‘dagelijkse zonden’ die de kennismaking en vriendschap bemoeilijken Bijvoorbeeld het Frans dat vele Nederlanders zich verplicht voelen te spreken zodra zij de grens overschrijden. Niemand dacht eraan, de troostende woorden van Toon Hermans aan te halen, volgens wie het niet eens om Fràns gaat...
De heer Boertien, lid van de Tweede Kamer voor de Anti-Revolutionaire Partij, citeerde de drie O's van oud-premier Cals: onbekendheid, onbereikbaarheid, onverschilligheid. Men vindt ze nog al te vaak in het Noorden maar ook in het Zuiden. Is het niet kenschetsend dat men in Vlaanderen het kalvinisme als religieuze en natievormende kracht nog altijd onderschat of toch niet goed begrijpt? Ook in flamingantische lektuur kan men dat nagaan. Het legt een beetje het Nederlandse wantrouwen uit.
Henri Fayat, Belgisch oud-minister van buitenlandse handel en lid van de Kamer voor de BSP, verwees naar een uitspraak van prof. Geyl. De kulturele eenheid kan niet worden ‘bewerktuigd’ door de staatsmacht, ‘les choses étant ce qu'ils sont’ zoals een bekende ‘Frans-Vlaming’ eens heeft gezegd. Dat belet niet dat men op een andere wijze zeer ver kan vorderen. Prof. Fayat pleitte voor de institutionalizering van sommige zaken. Bepaalde organen, instellingen, sekretariaten, enz. kunnen de toenadering op een zeer praktische wijze aanpakken. Waarom bestaat er nog geen Akademie voor de Nederlandse Taal, die zowel Noord als Zuid zou verenigen? Waarom zouden de journalisten niet kunnen samenwerken in één groot verbond? Waarom is er nog geen Hoge Raad voor de Nederlandse Kultuur (of hoe men hem ook noemen wil)? Wij moeten zoveel mogelijk naar ‘werktuigen’ zoeken om vorm te geven aan onze solidariteit in het komende Europa. Een leidende figuur uit de Vlaamse perswereld merkte op, dat de journalisten zich verenigen om hun beroepsbelangen te verdedigen en dat deze belangen van land tot land kunnen verschillen.
Oud-minister Vrolijk, lid van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid en gewezen journalist, meende dat Nederland in zijn kulturele verdragen een voorkeursbe-