kulturele kroniek
algemeen kultureel
Vlaamse Betoging - Antwerpen, 5 november
De Vlaamse nationale betoging in Antwerpen kan men uiteraard zien in de traditie van de Brusselse ‘marsen’. Met die vroegere manifestaties zijn er echter ook verschillen, die me zelfs van grote betekenis lijken voor de verdere ontwikkeling van de Vlaamse Beweging en vooral voor de greep die zij op de Belgische situatie wenst te krijgen.
Organisator was deze keer het Overlegoentrum van Vlaamse Verenigingen, dat ontstond op initiatief van de drie grote Vlaamse kulturele organisaties - het Davids-, Vermeylen- en Willemsfonds - en dat vrijwel alle niet-partij-politieke bewegingen samenbracht. Uit haar midden wees het Overlegcentrum een uit tien personen bestaand Nationaal Komitee 5 november aan, dat de leiding van de betoging op zich nam. Hierin namen o.a. plaats: C. de Ridder (sekretarisgeneraal Davidsfonds), A. Gerlo (voorzitter Vermeylenfonds), A. Verhulst (voorzitter Willemsfonds), M. van Haegendoren (voorzitter Koördinatiekomitee Taalregeling Hoger Onderwijs) en P. Daels (voorzitter Vlaamse Volksbeweging).
In het manifest dat het Nationaal Komitee verspreidde, herinnert het eraan dat het nooit een programmapunt van de Vlaamse Beweging was om anderen te verdrukken. Integendeel, in essentie ging het in de Beweging altijd om het verkrijgen van rechtsgelijkheid op ieder gebied voor de Nederlandstaligen in België. Dat sloot een legaal, demokratisch verzet in tegen de krachten - het establishment - die altijd zweren bij de bestaande toestand.
In dit licht moet men ook de laatste betoging zien. Als de direkte aanleiding ertoe noemt het komitee de onmiskenbare tekenen van revanche bij deze traditioneel franskiljonse, reaktionaire kringen, die in Brussel gekoncentreerd zijn. Men herinnert daarbij aan ‘het verzet tegen de taalwetten van 1963, aan de agitatie en de reuze-aanplakbrieven van het zo kapitaalkrachtige FDF, aan het toenemend schandaal van de grondspekulatie rondom Brussel.’
Terecht heeft men de samenstelling van het komitee ‘pluralistisch’ in de beste zin van het woord genoemd - de konkrete doelstellingen van de betoging kan men het best kenschetsen als het minimum-program van de moderne Vlaamse Beweging. Men heeft ze in deze zes punten samengevat:
1. | Volledige overheveling van Leuven-Frans naar Wallonië en autonomie voor Leuven-Nederlands. |
2. | Volwaardige verdubbeling van de Brusselse universiteit. |
3. | Gewaarborgde toepassing van de taalwetten. |
4. | Geen verdere uitbreiding van de Brusselse olievlek, die beperkt dient te blijven tot de 19 gemeenten, ter beveiliging van Vlaams-Brabant. |
5. | Uitbouw van een volledig Nederlandstalig onderwijsnet te Brussel. |
6. | Speciaal statuut voor Hoofdstad-Brussel. |
Deze eisen zijn bepaald verre van ekstremistisch; men kan ze wellicht het best als ‘pragmatisch’ omschrijven. Wie zegt voor de Vlaamse zaak op te willen komen maar niet achter deze eisen wenst te gaan staan, mag m.i. nauwelijks verwachten nog veel geloof te vinden. Een feit is dat dit program door mensen met de meest verschillende politieke overtuigingen in Vlaanderen als realistisch en noodzakelijk beschouwd wordt. Daar komt nog bij dat ze stuk voor stuk ook in het belang zijn van een goed samenleven van Nederlands- en Franstaligen en dus een Belgisch belang vormen.
Het is bijzonder verheugend dat men in 1967 voor dit gematigd, realistisch program zo'n groot aantal mensen - Nederlandse journalisten schatten het aantal, vrij eensgezind, op ongeveer 100.000 - op straat kon krijgen. Ik moet bekennen met vrij wat skepsis in Antwerpen te zijn gaan kijken. Ik ben echter onder de indruk gekomen van de manier waarop betoogd werd en van het feit dat mensen uit alle mogelijke maatschappelijke en politieke groeperingen, waaronder opvallend veel jongeren, eraan deelnamen. Het steriele anti-Waalse en anti-Belgische dat vroeger bij aanzienlijke minderheden bij zo'n gelegenheid opgeld deed, ontbrak ook nu weliswaar niet helemaal - hoe zou men het bij zo'n groot aantal ook anders kunnen verwachten? - maar vormde wel een minieme, bijna folkloristische minderheid die - ook letterlijk - vrijwel volledig op de achtergrond bleef.
Het ligt uiteraard niet op de weg van een