Ons Erfdeel. Jaargang 11
(1967-1968)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
frans-vlaamse taaltuin
| |
[pagina 137]
| |
- schrik niet - motres (ook een bastaardwoord, maar dan in z'n oorspronkelijke, onbesmette betekenis, volgens Gallas ook de oude betekenis van maîtresse!).
Oude woorden, soms zuiver bewaard Middelnederlands, daarvoor moet je, zoals we allang weten, in de Frans-Vlaamse Westhoek zijn. Vrouwmoeder Monsterleet vertelde ons op haar Volkerinkhoofs: ‘'k moete gin soepe mè zien’. We hadden het natuurlijk verkeerd begrepen; ze kon nu haar soep kopen bij de buren, ze hoefde geen soep meer te ‘zieden’ (koken, bereiden). Alleen wie dat woord kende kon ook een van die sprankelende zegswijzen van Pastoor Decalf op de Ekelsbeekse kultuurdag begrijpen:
't wos noch ezzooën noch ebbrón
d.i. noch gekookt (gezoden) noch gebraden, nl. noch mossel noch vis. Toen de vermelde Vrouwmoeder gnuivend vertelde dat ze zeker honderd jaar oud zou worden, zei ze: ‘'k (h)en assan de vromste ewwist’. Zo kwamen we er meteen achter dat vroom (sterk) ook van personen gezegd kan worden. Voor we vertrokken nodigde ze ons vriendelijk uit: ‘Gruup nog e sukerbol!’ Dat laatste woord verstaan we direkt maar het lijkt me in ons Westvlaams onbekend. Zo belanden we weer bij de Zuidvlaamse woorden die dichter bij het ABN staan als in ons dialekt. E knappieg joengetje (een knap jongetje) (van een meisje zeggen ze: e vrie misje); je kut 'n beetern (je kunt hem beter maken: genezen). Als u weet dat beide woorden Steenvoords zijn, dan weet u bijna zeker dat ze van J. Tillie komen. I. Asseman uit Vleteren had het in een gezellig gesprek met Drs. en Mevrouw Lintel, G. van Ryckeghem en mij over z'n zovele (h)ornbeeëstn, een woord dat dichter bij hoornvee komt als ons ‘koeibeesten’.
Opzetten is Ekelsbeeks voor wat wij verkeerd rechtzetten noemen, bv. schoven in de oogst aan stuiken zetten.
Bestaat het woordje men in de omgangstaal in Frans-Vlaanderen? Die vraag stelde Dr. Paardekooper me enige tijd geleden. Gezelle (zie Loquela) heeft men nooit duidelijk horen uitspreken: in de gesproken vorm klinkt het zo goed als altijd als me, maar dan een me dat te onderscheiden is van me = we, dat met een persoonsvorm in het meervoud staat; me = men staat met een pv in het enkelvoud.
Enkele voorbeelden:
't Is geeën (h)òrienk, me kut dat nie riekn (nl. wat er troef is in het kaartspel; meegedeeld door Pastoor Decalf in Ekelsbeke). Men is nooit t'oud om te leren, as m'niet te bot en is, (Ook naar de spelling overgenomen uit de lijst spreekwoorden en zegswijzen van Priester Weemaers die berust bij Pastoor Plancke in Eke). Me wit nie hoe an koe an haeze vankt (Carnel). Me moet stellen teire na neireGa naar eind(2). Het enigste geval met men is waarschijnlijk een me + een eufonische n voor een klinker. Graag vernam ik de mening van de Frans-Vlamingen zelf over deze kwestie.
Een andere vraag van Dr. Paardekooper had ik ook graag door de mensen van de eigen streek laten beantwoorden, nl. is dei voor dag nu nog gebruikelijk in Frans-Vlaanderen (eventueel in West-Vlaanderen)? In ‘A l'Ezelstap’Ga naar eind(3) laat Gezelle een vrouw z'n eigen groet beantwoorden met ‘Goên dei, m'nhere, en God bewaar'je’. Dey wordt ook vermeld bij E. de Coussemaker in z'n prachtige verzameling volksliederenGa naar eind(4), waarin de geleerde auteur in z'n toelichting op het verwantschap wijst met het Engelse ‘day’. Gezelle hoorde dei in de buurt van Hazebroek, richting Waalskappel, E. de Coussemaker in het Belse.
Ik sluit met alle goeie briefschrijvers nog eens te bedanken, en ik hoop dat degenen die altijd van plan zijn om te schrijven maar er nooit toe komen, nu bovendien ook eens iets van zich zullen laten horen, want - zeggen ze in Frans-Vlaanderen -
't Is beter eeën veugel in d'(h)and os tweeë op d'(h)age.Ga naar eind(5) (Adres: C. Moeyaert, Sint-Jozefskollege, Izegem) |
|