bij een banket de gasten in het Nederlands te begroeten. Hierover schreef De Tijd van 2-6-1921: ‘Een hoge... gedachte werd over onze letterkunde vertolkt door de hogeschoolleraar dr. F.K., die voor een buitenlander het Nederlands met bewonderenswaardige bekwaamheid spreekt, en in zijn tafelrede zowel hulde bracht aan Maerlant als aan dr. S.J. van Ginneken, wiens toeleg om de ziel te doen heersen, hij het hoogste voor de ganse mensheid noemde...’
De redakteur van dit blad, de heer Laudy, schonk me bij die gelegenheid een eksemplaar van zijn ‘Paradijsvloek’. Aan de joernalistenekskursie namen nog deel: Kalff (Alg. Handelsblad), dr. Easton (Nieuws van den Dag, die mijn Nederlands ‘voortreffelijk, fenomenaal’ noemde), Hummel (Vaderland), Bruna (Nieuwe krant), Hankers-Driemers (N.R.C.), Van den Berg (Telegraaf).
In 1918 werd mij opgedragen over Van Ginnekens ‘Handboek der Nederlandse taal’ een uitvoerig verslag in het tijdschrift voor moderne filologie (C.M.F.) te geven; bovendien heb ik de Zuidafrikaanse vertelling ‘De Slangsteen’ (gepubliceerd in Besedy Lidu 1918) vertaald.
Door het Ministerie werd ik in 1921 gelast 2 brochures in het Nederlands te vertalen en wel: ‘Comenius' Vaderland’ en ‘Een groet aan Nederland’. Van ouds koesterden onze volkeren sympatie voor Holland, juist door de persoon van Comenius. Reeds in 1911 bezocht ik op mijn reizen door Nederland (feuilletons in Union 1911) natuurlijk ook Naarden.
In ‘Zlatá Praha’ (2-3-1921) maakte ik melding van de feestelijkheden gehouden te Naarden - 250 jaar na Comenius' dood - en konstateerde dat vele Hollandse bladen over Comenius schreven (b.v. de hr. Schieven). De grondsteen voor een Comenius-monument werd toen op het Valeriusplein gelegd.
In die jaren refereerde ik in onze kranten over de kwestie, die toen levendig was, of Comenius door Rembrandt geschilderd werd.
Tenslotte mag ik van een mooi Zuidafrikaans soeveniertje gewagen, dat ik van Comenius' nazaat, de heer Figulus heb gekregen.
Als medewerker van het Ministerie kwam ik ook in aanraking met het Gezantschap der Nederlanden (gezant de hr. Hendrik Muller van Werendijke, sekretaris de heer van Son, welke goed Tsjechisch sprak). Schitterend waren de recepties, door het Gezantschap aangeboden.
In 1919 werd ik door de Rechtbank tot tolk benoemd. Behalve met private aangelegenheden kwam ik door rechtsgevallen ook in aanraking met firma's als Berkel, Brons, Philips, Stokvis en Zonen (R. van Sandick), de Holland-Amerika lijn, enz. Natuurlijk was ik ook in levendig kontakt met de Praagse Jaarbeurs.
Sedert 1920 was ik medewerker van het Bulletin International en had (met mijn echtgenote) over de Nederlandse Kamerzittingen te refereren. O.a. waren er toen zeer levendige debatten gaande over de spellingskwestie. Opstellen van mijn hand als ‘De betekenis der vereenvoudigde spelling voor Zuid-Afrika’ (C.M.F. - 1922-3) sloten hierbij aan. Verder ook: ‘Vereenvoudigde ortografie óf vereenvoudigde taal?’ (Bratislava 1940) met het oog op de Slowaakse taalkwesties, ‘De Nederlandse Mutae. h:x = asper: k’ (Bratislava 1941), ‘De Nederlandse vokalen en diftongen (met name “langdiftongen”)’, Praag (C.M.F. 1965).
Omtrent 100 titels schreef in in Lexikons - drie in getal - waarvan ik medewerker was en later mederedakteur werd.
Tijdens mijn gast-lessen te Poznan (1932), waarover de Poolse pers vriendelijke kommentaren bracht, werd ik tot een uitstapje uitgenodigd naar de biblioteek te Kórnik. Daar kreeg ik een afschrift van een tekst in oud-Nederlands, afkomstig uit de biblioteek van Smogulec, welke aan Bogdan Hutten-Czapski behoorde. Overgeschreven door Bol'eslaw Erzepki. Hier een paar regels: ‘Als een goed kint van ons moeder der heligher kercken zo begheeric î die huere van mynder doot weerdelicken te moghen ontfanghen die gherechte van ons moeder de helighe kercke...’
Een biezondere gebeurtenis voor mijn echtgenote en mij was het Lustrum der universiteit van Amsterdam. Als gedelegeerde bracht ik de groeten der Universiteit van Bratislava over. Wij logeerden prettig bij de familie Lulofs. Een waardevolle herinnering hieraan blijft ook een mooie kollektie van belangrijke feestschriften. Op onze terugreis bezochten wij