de burchten aan de vlaamse en zeeuwse kust en de term ‘burgus’
dr. ludo milis ● gent
Toen in 891 een Noormannenbende. die in Noord-Frankrijk vertoefde, het gebied ten oosten van de Schelde, toen nog Lotharingen genoemd, wilde binnendringen, en daartoe de kust van de Noordzee afvoer, vond ze daar een reeks militaire versterkingen. Het waren, om het met de auteur van de Miracula Sancti Bertini Sithiensia, die ons hierover inlicht, te zeggen: castella recens facta, recent aangelegde burchten.
De dreiging van de Skandinaven had de bevolking van de Vlaamse kust ertoe genoopt, om in onderling overleg, een keten van versterkingen aan te leggen langsheen de zee, juist op de grens van de zandstreek en het poldergebied, dat toen nog door de zee werd overspoeld. Tussen Broekburg aan de Aa-monding in het westen en Burgh-op-Schouwen op de Zeeuwse eilanden in het oosten, strekte deze verdedigingsgordel zich uit; Sint-Winoksbergen, Veurne, Oostburg, Souburg en Middelburg maakten er deel van uit. Al deze plaatsen waren recens facta. Tussen Veurne en Oostburg bleek er een onderbreking te bestaan, die fel kontrasteerde, met de korte opeenvolging der burchten naar het westen en naar het oosten toe. In de middenzone werd de verdedigingsfunktie echter overgenomen door oudere bases: romeins was in elk geval Oudenburg, en waarschijnlijk ook Aardenburg, terwijl Brugge alleszins reeds bestond van voor de Noormannendreiging. Deze versterkingen waren alle drie rechthoekig, in tegenstelling tot de nieuwe, die een cirkelvormig patroon hadden. Deze bestonden uit een cirkelvormige gracht, daarbinnen een aarden wal, met graszoden bedekt, en door een houten pallisade versterkt. De diameter van alle castella hierboven genoemd schommelde rond de 200 m., waarvan het tracé nu nog zonder moeite kan herkend worden in elk van de steden, die uit de burchten voortkomen: biezonder treffend is de vergelijking tussen het Frans-Vlaamse Sint-Winoksbergen en het Zeeuwse Middelburg, zoals uit de luchtfoto's blijkt (zie afbeeldingen).
De onderlinge afstand tussen de versterkingen bedroeg haast steeds tussen 16 en 27 km, zodat men noodzakelijk van een planning in de oprichting moet spreken. Op te merken valt trouwens dat omstreeks dezelfde tijd meer landinwaarts eveneens twee plaatsen versterkt waren: Sint-Omaars, dat in 891 het slachtoffer van een Noormannenaanval werd, en Atrecht.
Deze burchten werden, op Burgh-op-Schouwen na, alle de aantrekkingspool van een stedelijke nederzetting, toen ook het grafelijke gerecht ze tot zetel had verkozen. Op die manier ontwikkelden niet enkel Brugge en Veurne, maar ook Broekburg en Sint-Winoksbergen zich tot kasselrijen van het graafschap Vlaanderen. Burgh-op-Schouwen, na haar strategisch belang te hebben verloren, verviel tot landbouwcentrum, al blijft in het huidige percelleringspatroon de oude cirkel-vorm uitstekend herkenbaar.
Verschillende historici hadden reeds belangstelling voor deze castella recens facta opgebracht (Pirenne, Huizinga), maar de verdienste komt Prof. em. Dr. H. Van Werveke toe, om de studie systematisch te hebben ondernomen: als geheel werden de versterkingen behandeld in zijn studie De oudste burchten aan de Vlaamse en Zeeuwse Kust (Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, 1965, Klasse de Letteren, nr. 1). De resultaten ervan, verkregen door zich te baseren op historisch, archeologisch, toponymisch en kartografisch materiaal, werden vervolgens door de Gentse historikus, in een ruimer kader gesitueerd, nl. in Verhandeling