| |
| |
| |
de schilder maurice schelck
juul anthonissen ● heist-op-den-berg
Als men een schilder bij een lezerspubliek wil introduceren, dan stelt zich onmiddellijk een dubbele vraag: tot welke kunstvisie behoort hij en welke plaats bekleedt hij in de schilderkunst van vandaag?
In tegenstelling tot de ‘appolinisten’, die de schoonheid vastleggen volgens bepaalde wetten en schema's, volgens een kwasi wiskundige wetmatigheid dus, behoort Maurice Schelck ontegensprekelijk tot de ‘dionysisten’, door wie de schoonheid niet met een geometrische preciesheid uitgestippeld wordt. De dionysische visie wordt nagestreefd door kunstenaars met een sterk emotioneel potentieel en leidt tot een strikt individuele schoonheid. De ‘dionysisten’ stellen zich over het algemeen geen ingewikkelde vragen over de essentie van de kunst, die voor hen - misschien wel enigszins onbewust - toch naar het woord van Kloos de ‘allerindividueelste ekspressie (is) van de allerindividueelste emotie’. ‘Het zijn degenen die niet zoeken, maar vinden’ merkte Picasso eens snedig op. Van deze schoonheid is Maurice Schelck een typische eksponent.
| |
Situering.
Evenals het kunsthistorisch uit de boze blijkt op ‘Sint-Martens-Latem’ een bepaald -isme te plakken - daarvoor waren de groepen steeds te heterogeen samengesteld en de geografische koïncidentie te kunstmatig - is het onjuist Maurice Schelck uitsluitend een neoekspressionist te noemen. Schelck is meer, veelzijdiger; zélfs veelzijdiger dan bepaalde van zijn illustere voorgangers.
Schelck is momenteel - dit artikel heeft slechts een beschouwende bedoeling naar aanleiding van het huidige kunst-oeuvre van Maurice Schelck en streeft dus geen enkele kunsthistorische evolutieschets in verband met deze schilder na - op de eerste plaats een knap neo-ekspressionist. Een diepere analyse van zijn huidig werk toont overduidelijk
| |
| |
‘Avond op de Leie’ door Maurice Schelck (80×100 - Dr. Soete, Aalst).
| |
| |
aan dat hij tevens een persoonlijk non-figuratief schilder is (wat ons natuurlijk na zijn vroegere vruchtbare non-figuratieve periode niet hoeft te verwonderen). Het is voldoende hiervoor een of ander fragment uit zijn doeken onder de loep te nemen. In andere werken, zoals ‘Latem romantisch’, overheerst voortdurend een surrealistische sfeer. In andere scheppingen, zoals zijn figuurtekeningen, triomfeert dan weer een onmiskenbaar realisme. Dit alles maakt de grootsheid van de tegenwoordige Schelck uit. Juist daarom zouden bepaalde van de Latemse promotors later kunsthistorisch tegenover Schelck kunnen staan als een Venius en zelfs een Titiaan tegenover Rubens, of als een Karel van Mander tegenover Frans Hals. Alleen de tijd zal hierover als onverbiddelijke kunstrechter beslissen.
| |
Benijdenswaardige positie.
Ingevolge deze veelzijdigheid neemt Schelck in onze Vlaamse schilderkunst van vandaag een benijdenswaardige positie in. Dit wordt terdege gestaafd door de feiten. Schelck heeft op dit ogenblik werken in het Museum van Antwerpen, het Museum van Milaan en in het bezit van de Belgische staat. In het stemmige kerkje van Sint-Martens-Latem troont hij naast niemand minder dan Gustaaf Van de Woestijne. Onlangs nog werd Schelck vereerd met een lovend artikel in de ‘New York Times’ en kreeg hij een aanbod dertig werken te schilderen voor het ‘Chicago Art Center’, waar hij reeds met een doek vertegenwoordigd is.
| |
Extraverte waarheid.
De kunst van Schelck staat, zoals die van elk waarachtig kunstenaar, in betrekking tot de omstandigheden van tijd, ruimte en milieu, waarin hij zich bevindt. Naar zijn karakter behoort hij tot het extraverte type: rondborstig, uitbundig, ongekunsteld, spontaan in de
| |
| |
omgang, direkt op zijn doel af, konsekwent, centrumfiguur tussen vele vrienden, iemand die geenszins peilt naar de diepste roerselen van ons aards bestaan, iemand die niet (naar Paul Klee) ‘het oergebied van de psychische improvisatie’ betreedt, en helemaal niet aan psychisch automatisme of aan pikturale psycho-analyse doet. Voor hem geldt alleen het pikturale gebeuren, het zuiver schilderkundige, niet het litteraire rond de schilderkunst. Hij mag daarom tot de schilders van de pikturale waarheid gerekend worden. Hij brengt via een rechtstreekse en kreatieve werkwijze zichzelf op het doek, zoals hij is: gigantisch en eksplosief.
| |
Inhoud.
Deze menselijke waarden worden op een vitale wijze weerspiegeld in zijn oeuvre, dat zich hoofdzakelijk beweegt tussen twee hoofdpolen: eerst en vooral zijn liefde voor de hem omringende natuur, de landschappen van Sint-Martens-Latem met het ‘gulden Leielicht’ (te vergelijken met het rijkelijke licht van Barbizon), dat eveneens de (naar kleuren) weelderige bloemstukken bepaalt, en secundo zijn liefde voor de menselijke figuur.
De landschappen van Schelck ademen een kompakte eigen sfeer, die bij geen ander schilder aangetroffen wordt, een sfeer die direkt voortvloeit uit de densiteit van het schilderij ‘in se’, intense mededelingsbron van Schelck bij uitstek. Elk landschap, hoe verschillend de kompositie, samenstelling en uitgebeelde stemming ook zijn mag, ontwikkelt zich tot een menselijke warmtebron, die de toeschouwer overweldigt en met diepmenselijkheid vervult. Deze landschappen komen nu eens als rustig en sereen, dan weer als geweldig en met springstof geladen, maar steeds aangrijpend sterk en levensecht voor, soms met moeite een beweging onderdrukkend, dan weer de vrije teugel latend aan de mobiliteit van kompositie, vorm, lijn en verf.
| |
| |
‘De Verloren Zoon’ door Maurice Schelck (100×150 - Dr. J. Jamain, Clabecq).
| |
| |
De figuren van Schelck kunnen herleid worden tot twee kategorieën: zij, die op realistische wijze aan de kunstliefhebbers worden geopenbaard en zij die als 't ware verstrengeld zitten op een geabstraheerde troon van feestelijke kleuren. Al deze figuren, hoe anatomisch verantwoord en akademisch juist ook, werden bonkig, graniethard en monumentaal als door een autentiek beeldhouwer uitgevoerd. Zij mogen dan ook terecht als skulpturaal bestempeld worden. Zij manifesteren zich werkelijk als de stilzwijgende maar ‘in se’ elokwente getuigen van Schelck's kunst.
Schelck's bloemstukken zijn als het rek voor de turner. Hier onderhoudt hij zijn koloristische vaardigheid en leeft hij zich steeds weer willekeurig uit in een weldoende kleurenorgie.
| |
Opbouw:
Naar de manier waarop onder zijn handen zijn doeken groeien, illustreert Schelck treffend wat Baumeister eens opmerkte: ‘De schilder kiest en weegt zijn middelen af. Zoals een hamerende smid eerst enige malen in de ruimte slaat om zijn eigen ritme te vinden, laat de artiest langzaam zijn gevoelens ontwikkelen, rekening houdend met het gebruikte materiaal.’
Het schilderij is voor Schelck bij de aanzet niets anders dan een simpel palet. Hij doorwerkt namelijk zijn oorspronkelijke verfmaterie louter abstrakt. Onbewust groeit zo als uit zichzelf het doek. Onnodig is het te onderstrepen dat dit procédé een grote spontaneïteit en verscheidenheid tot resultaat heeft. Elk schilderij is ook het gevolg van een ander kreatief proces. Schelck beweert zelf: ‘leder schilderij is voor mij een nieuw gevecht’. Hij is daardoor een waar toonaangever van de kreatieve schilderkunst. Elk werk groeit al scheppend, elk werk wordt gekreëerd al groeiend. Heel deze genesis gaat bij de schilder
| |
| |
met een intense vreugde gepaard. Hij bevestigde ons zelf: ‘Schilderen is mijn violon d'Ingres’.
Hieruit vloeit dan zeer logisch het speelse element in zijn oeuvre voort. Schelck schildert inderdaad al spelend, zich vermeiend in een innig divertissement, een intensieve en aktieve verstrooiing. Men zou hem daarom een pikturale ‘homo ludens’ kunnen noemen. Voor hem geldt trouwens alleen dat wat op het doek komt en de wijze waarop dit op het doek definitief wordt vastgelegd. Het pikturaal gebeuren is voor hem hoofdzaak.
| |
Kleurentriomf.
Elk schilderij is bij hem een kleureneksplosie, een Breugeliaans kleurenfestijn, een groots kleurenoratorium in blauw, oranje, geel, rood of subtiel aangewende groenen.
Zoals bij de non-figuratieven worden kleurvakken ingenieus tegenover mekaar gesteld, spatten deze kleurvlakken zelfs als 't ware tegen elkaar uiteen. Deze kleurenfeeërie is de resultante van een diep-doorleefde vroegere non-figuratieve periode. Voor Schelck is ‘schilderkunst nog altijd kleurenkunst’. Hij komt bij momenten inderdaad voor als de bezitter van een ontroerend-mooie steeds maar doorwentelende kleurenkarrousel. Wat meer is, elke kleur krijgt bij hem een eigen dimensie, een eigen reliëf, een eigen gebald en vibrerend bestaan.
Niet alleen als inwoner van Sint-Martens-Latem, maar ook als schilder van en in het historische Leiedorp, is Schelck een schitterend voortzetter van een zeventigjarige kunsttraditie. We zouden Maurice Schelck als besluit van deze korte kontemplatie tegenover zijn huidig oeuvre, na de eerste en tweede groep de beheerser van de derde Sint-Martens-Latem-generatie durven noemen.
| |
| |
|
|