ontleding die de Brusselse auteur geeft. Het kan een minimumprogramma genoemd worden dat het grote voordeel biedt dat het realizeerbaar is en door alle Vlamingen uit alle partijen kan onderschreven worden.
Hoe belangrijk dit programma ook is, ik wil me hier beperken tot een beknopte weergave van de uiteenzetting geschreven door de Brusselse sociograaf.
De inleiding, gewijd aan de kompleksiteit van het Brusselse vraagstuk, stemt op merkwaardige wijze overeen met een deel van de analyze van Lode Claes in ‘Streven’. De auteur legt vervolgens sterk de nadruk op het feit dat de verfransing minder in kulturele als in sociaal-ekonomische faktoren te zoeken is.
In het Brussel van vandaag onderscheidt hij vijf taalgroepen:
1. | de Walen, |
2. | de militante Franssprekenden (de ‘franskiljons’), |
3. | de militante Vlaamssprekenden (de Vlaamsgezinden), |
4. | de niet militante Franssprekenden (de gewone Franssprekenden), |
5. | de niet militante Vlaamssprekenden (de gewone Vlaamse Brusselaar). |
Een persoonlijke steekproef die de auteur in 1965 nam, gaf als uitslag: 70,7% Vlaamssprekenden, 28,4% Franssprekenden en 0,9% tweetaligen. Het grote verschil met alle vorige tellingen en schattingen komt doordat de auteur de huistaal als norm gebruikt.
De ontleding van de opinievormende krachten te Brussel vertoont ook weer veel overeenstemming met het hoofdstuk waarin Lode Claes de vraag stelt ‘Wie is Brussel’. Maar de schrijver van ‘Brussel, stad zonder gezicht’, geeft een uitgebreider analyze, hij ziet die opinievormende krachten meer vanuit het aspekt van de verfransing en hij wil ze geenszins minimalizeren.
Ongetwijfeld vormt de uitgebreide ontleding van de 5 hoger genoemde taalgroepen op zichzelf al een uniek dokument. Het is hier onmogelijk om deze zeer genuanceerde beschrijving beknopt weer te geven zonder de auteur onrecht aan te doen. Ik wil er alleen aan toevoegen dat de analyze niet alleen zeer genuanceerd is maar ook biezonder scherp en bijgevolg noopt tot een herdenken van de houding in Vlaamsgezinde kringen t.o.v. Brussel.
De meeste uitspraken van Vlaamsgezinde zijde over de huidige ontwikkeling te Brussel zijn ofwel radikaal negatief ofwel lichtjes optimistisch. Ook hier weer neemt onze auteur een apart standpunt in. Alvorens zich uit te spreken over die ontwikkeling, koppelt hij aan zijn cijfers over de huistaal (zie hoger) die van de gekende talen en komt dan tot volgend besluit: ‘een verder gaande verfransing, gekoppeld aan een uitbreiding van de kennis van het Nederlands’. En in de slotparagraaf van dit hoofdstuk schrijft hij: ‘Zo gaat in het Brussel van vandaag alles samen: verfransing, sterkere kennis en groeiend ontzag voor het Nederlands, absolute onverschilligheid voor de taalproblemen en uitbarstingen van wrevel tegenover de Vlaamsgezinden. Het schijnt moeilijk de rezultante van al deze tegenstrijdigheden te voorzien.’
De slotbeschouwingen onder de titel ‘Het Vlaams-Nationalisme en Brussel’ (het had ook kunnen zijn ‘De Vlaamse Beweging en Brussel’) vormen een uitnodiging om het probleem Brussel psichologisch en op realistische basis te benaderen. Een soepele houding te Brussel is nodig om sociaal-ekonomische druk en opportunisme, de twee hefbomen van de verfransing, in omgekeerde richting om te buigen. Ik citeer: ‘De beste politiek blijkt er voor het Vlaams-Nationalisme in te bestaan het volle gewicht van Vlaanderen te Brussel in te zetten voor een relatief beperkt programma dat echter op onaantastbare rechtseisen steunt.’ en ‘Indien het Vlaams-Nationalisme te Brussel een strijdende, maar soepele houding moet aannemen omdat het op dit ogenblik in de hoofdstad geen beslissende ommekeer kan afdwingen, dan moet het integendeel de Vlaamse randgemeenten rond Brussel volledig afgrendelen, nog meer omwille van psichologische dan van zuiver territoriale redenen.’
‘Brussel, stad zonder gezicht’, is een V.U.-uitgave. Ik zou het evenwel biezonder spijtig vinden als niet V.U.-gezinden daarom deze brosjure links lieten liggen. Allen die in welke partij of organizatie ook, met het probleem Brussel te maken hebben, zouden deze brosjure moeten lezen. Ze is geschreven, los van elk programma of doktrine, met de kennelijke bedoeling de lezer een werkdokument te bezorgen waaraan hij zijn opinie en houding t.o.v. Brussel kan toetsen en eventueel wijzigen.
Erik Vandewalle
‘Brussel, stad zonder gezicht’. Verantwoordelijk voor uitgave en opstel: Senator Wim Jorissen. Astridlaan 60, Mechelen. 36 blz. - 40 BF.