Panorama des Littératures - tome 4.
Leon Thoorens heeft met dit panorama een titanenwerk op zich genomen: een zevendelig overzicht van de wereldliteratuur, niet voor vaklui, maar vulgarizerend en bondig. Het is een uitgave in een pocketreeks. Die beknoptheid vereist een buitengewone vertrouwdheid met de behandelde stof, want ze verplicht de auteur tot en sinteze waarin alleen het belangrijke aan bod mag komen.
Als de opzet bovendien nog van Wallonië uitgaat, waar zo dikwijls blijk wordt gegeven van aperte onwil tegenover ons, begint men niet zonder skepsis aan het hoofdstuk over de Nederlandse letterkunde. Dit is te vinden in het vierde deeltje, waarin ook de Skandinaviërs en de Britten een plaats toegewezen kregen.
De skepsis blijkt niet totaal ongewettigd, want Thoorens, hoewel nergens flagrant fout, houdt er over sommige periodes van onze letterkunde een zeer radikale mening op na, die hij onverschrokken poneert, maar niet altijd waar kan maken. Hij beperkt zich, in dit bestek terecht, tot de tijdvakken die de moeite lonen, en begint dus bij de eerste bloei, in de Middeleeuwen. Maar spijtig genoeg vertrekt hij van een te scherp geformuleerde stelling (de Nederlanden hebben geen direkte invloed ondergaan van de Germaanse wereld, ze hebben niets origineels, hun letterkunde is import, en welbepaald import uit Frankrijk) en schikt daarna zijn materiaal tot het netjes in zijn stelling past. Onnodig te zeggen dat hij een paar maal kunst- en vliegwerk moet gebruiken! Zo geeft hij toe dat onze mystieke literatuur en Marieken van Nijmegen toch ‘plus originales’ zijn, sleurt er voor de twee koningskinderen zelfs Byzantium bij, weet met Hadewych niet goed raad, en ontdekt dan plots dat alle Europese versies van de Reynaert schatplichtig zijn aan de Isegrinus van de Gentenaar Nivardus.
Het is jammer dat dit eerste deel zo vol kleine, denigrerende trekjes zit, want Thoorens behandelt daarna Nederlands Gouden Eeuw, de Pruikentijd en het Reveil met serene objektiviteit, zonder grote geestdrift weliswaar, maar zelfs Conscience gevend wat Conscience toekomt. Gezelle daarentegen wordt met een paar paragraafjes afgedaan!
Geestdriftig toont de auteur zich pas na Tachtig, voor de literaire produktie van het Noorden. Volkomen terecht verklaart hij dat de buitenlander, en voornamelijk de Franssprekende, heel wat literair genot ontbeert door Couperus en Van Schendel niet te kennen, en dat dit even goed waar is, of bijna, wat Querido betreft, Vestdijk, Herman de Man, Coolen, Bordewijk, Van Genderen Stort... Maar zijn regelrechte propaganda voor het hedendaagse proza van het Noorden mag ons niet blind maken voor het feit dat zijn overzicht hier nogal schamel wordt en dat hij de poëzie onvermeld laat.
Voor het Zuiden is zijn waardering koeler verwoord; hij meent zowel Buyse en Walschap als Timmermans in bescherming te moeten nemen tegen het predikaat ‘genre folklorique’, Van Ostaijen is nergens te bespeuren en Elsschot wordt ‘un humoriste froid, un peu cynique’...
De Middeleeuwen onderschattend, de Gouden Eeuw objektief en onze hedendaagse letterkunde onevenwichtig en haastig behandelend, is Leon Thoorens er niet in geslaagd een sinteze te brengen die het niveau haalt van de (nochtans even beknopte) inleidingen van bijv. een professor Brachin, zodat het grootste winstpunt wellicht nog is dat Noord en Zuid hier toch in één verband behandeld worden, wat voor het buitenland nog lang niet altijd evident is!
Jan Deloof
‘Panorama des Littératures’, Tome 4 (Scandinavie, Pays-Bas et Flandre, Grande-Bretagne) - Editions Marabout Université, Gérard et Co, 65 rue de Limbourg, Verviers (Belgique) - 319 blz.