Nouvelles néerlandaises des Flandres et des Pays-Bas
Bij Seghers, in Parijs, verscheen als nummer elf in de reeks ‘Melior’, de bovenvermelde bundel Franse vertalingen van novellen uit onze hedendaagse letterkunde. Het boek werd aanbevolen door de Internationale P.E.N. Club en uitgegeven onder de auspiciën van de Unesco, en van de Belgische en de Nederlandse regeringen, terwijl de Stichting voor Vertalingen te Amsterdam als bemiddelaar optrad.
Uiteraard is het voor ons nogal gewaagd een oordeel uit te spreken over de waarde van deze vertalingen, maar Liliane Wouters, die reeds met brio uit het Middelnederlands en uit Gezelle vertaalde (beide bundels verschenen eveneens bij Seghers), nam acht van de vijftien novellen voor haar rekening. En dit is dan wel een waarborg voor degelijk, verantwoord werk.
Over de keuze der auteurs en der novellen kan (zoals altijd) geredetwist worden, vooral als men ze zou willen zien als vertegenwoordigers van alle mogelijke strekkingen die vandaag de dag in onze letteren opduiken. En wie meer de nadruk op de aktualiteit wil leggen, zal opperen: waarom nog Elsschot en Roelants, en niet bijv. Ruyslinck en Vandeloo; waarom nog Du Perron en Slauerhoff, en niet bijv. Hamelinck en Wolkers? Maar blijkbaar lag het alleen in de bedoeling van de samenstellers vijftien novellen van internationaal niveau aan het Franslezend publiek voor te leggen. Dat doel is bereikt, en daardoor vervallen alle vragen. Zoals hij voor ons ligt, brengt de bundel werk van Boon, Claus, Debrot, Elsschot, Gijsen, Helman, Hermans, Matthijs, Mulisch, Du Perron, Van het Reve, Roelants, Slauerhoff, Vestdijk en Walschap.
Het zou over de gehele lijn een prachtig initiatief geweest zijn, had de voorzitter van de Internationale P.E.N. Club, Victor E. van Vriesland, er niet een (weinig zeggende) inleiding voor geschreven, die spijtig genoeg de verwarring omtrent de naam van onze taal alleen maar kan doen toenemen. Ik vraag me in gemoede af waarom hier zwart op wit te lezen staat: ‘On trouvera dans ce recueil sept nouvelles flamandes et huit nouvelles hollandaises. Leur jointe parution en traduction française est justifiée par le fait qu'elles sont écrites dans des langues pratiquement (sic!) identiques, l'une et l'autre portant le nom collectif de néerlandais.’ Het zal Hugo Claus genoegen doen te vernemen dat hij nog altijd ‘bijna’ Nederlands schrijft. En heeft ook Elsschot een taal geschreven die slechts ‘bijna’ Nederlands was?
Maar het wordt nog mooier! Tegen het eind geeft de inleider een opsomming van de talen met geringe weerklank waaruit de Unesco in het Frans of het Engels heeft laten vertalen: ‘brésilien, portugais, bulgare, néerlandais, flamand, etc.’ Dat het Portugees hier van hetzelfde laken een broek krijgt als het Nederlands, is maar een schrale troost. Het is mij een raadsel hoe Victor E. van Vriesland, die toch beter weet, zijn naam onder dergelijke flaters (die we in het raam van deze uitgave wel monumentaal mogen noemen) heeft kunnen plaatsen of laten plaatsen. Hoelang nog zullen wij zelf de verwarring in de hand blijven werken?
Jan Deloof
‘Nouvelles néerlandaises des Flandres et des Pays-Bas’, nr. 11 in de ‘Collection Mélior’, Seghers, Paris - 354 blz. - 221 BF.