Koördinatie-komitee Brussel.
De plannen om de Franstalige afdeling van de Leuvense universiteit naar Brussel over te brengen, illustreren duidelijk de nauwe samenhang die er bestaat tussen het probleem Brussel en het probleem Leuven. De droom van Prof. Woitrin en van talrijke Brusselse franstaligen blijft ‘le très grand Bruxelles de l'avenir’, waarin Vlaams-Brabant zou opgeslorpt worden én verfranst.
De taalwetgeving van 1963, waardoor de Brusselse olievlek ten nadele van de Vlamingen werd uitgebreid - men ondervindt nu langzamerhand aan den lijve waartoe dit allemaal kan leiden - bevredigt de Franstaligen van het Brusselse nog steeds niet. Hoewel het Nederlands element in de hoofdstad nog steeds niet tot zijn recht komt, wordt van Franstalige kant geschermd met ‘une flamandisation de Bruxelles’, waarvan helemaal geen sprake is. Het wettelijk tweetalig statuut van de Belgische hoofdstad blijkt in veel gevallen niet veel meer te zijn dan een vodje papier, waarom zich de Franstalige patriotten allerminst bekommeren. Ten einde het Franstalig karakter van de stad nog te versterken maakt men nu plannen om de Franstalige afdeling van Leuven naar Brussel over te plaatsen. Hierdoor zou de verfransing fataler dan dit ooit tevoren het geval was invreten en de overwegend Vlaamse randgemeenten zouden nog meer uitgesproken residentiewijken worden voor Franstaligen die niet akkoord zullen gaan met de voorziene faciliteiten, maar de verfransing konsekwent zullen willen doorvoeren.
Om het groeiend gevaar voor het Nederlands element te Brussel tegen te gaan hebben de grote Vlaamse verenigingen besloten een ‘Koördinatie-Komitee Brussel’ op te richten ten einde tot een gezamenlijke Nederlandse aktie te komen in verband met het probleem Brussel. Dit komitee wordt geleid door een presidium dat samengesteld is uit Clem de Ridder, Prof. A. Verhulst, Prof. A. Gerlo, Dr. M. van Haegendoren, Mr. Paul Daels, Dr. W. de Brock, Mr. E. van Cauwelaert, Dr. R. Vandezande en Prof. W. Opsomer.
Wie niet ziende blind is zal overtuigd zijn van de noodzakelijkheid van een eendrachtig Vlaams optreden te Brussel mede in verband met de kwestie Leuven. Het gevaar is echter niet denkbeeldig dat de traditionele machten er alles zullen op zetten om deze Vlaamse eendracht te breken. Voor de Nederlandse kultuur staat heel wat op het spel. Daarom geloof ik dat wij de werking van het ‘Koördinatie-Komitee Brussel’ niet alleen met belangstelling moeten volgen, maar dat wij voor zover als dit in onze mogelijkheden ligt, daadwerkelijk moeten meewerken.
Jozef Deleu