kulturele kroniek
algemeen kultureel
de vlamingen en het paleis voor schone kunsten te brussel.
Toen in maart 1966 de Raad van Beheer van het Paleis voor Schone Kunsten werd uitgebreid en een tiental vooraanstaande Vlamingen hierin werden opgenomen, beantwoordde deze verruiming aan een dringende noodzakelijkheid.
Tot dan toe was deze instelling een typisch Franstalige, ja meer een Brusselse instelling gebleken die gedurende veertig jaar een zeer schitterend artistiek leven had gekend waaraan de Vlamingen weinig of geen deel hadden.
En nochtans, in de Raad van Beheer zetelden reeds een drietal grote Vlamingen die alles in het werk hadden gesteld om toch maar iets voor de Nederlandse kultuurgemeenschap te Brussel te doen. Zo ontstond, naast de grote Franstalige verenigingen, het Kunst- en Kultuurverbond onder de impuls van Maurice Roelants.
Het Kunst- en Kultuurverbond trachtte dan ook de leemte aan te vullen die ieder Vlaming te Brussel moest aanvoelen. Maar wat gebeurde er? Het weinige dat er ook plaats had werd door de Brusselse Vlamingen met de grootste onverschilligheid begroet. Toch bleven deze pioniers van het Nederlands leven te Brussel doorbijten. En niet vergeefs.
De topleiding van het Paleis heeft ingezien dat het de Vlamingen niet meer over het hoofd kan zien en dat beide gemeenschappen op een evenwaardige manier moeten worden behandeld. Daarom werd besloten dat alle programma's tweetalig zouden zijn, evenals de aankondigingen en de persmededelingen. Deze politiek van tweetaligheid werd door al de dochterverenigingen geadopteerd en uitgevoerd. Zo zien wij dat de programma's van de Filharmonie reeds drie jaar tweetalig zijn, evenals deze van de A.D.A.C.-V.A.C.V. In 1966-67 startte de Filharmonie met de uitgave van een Nederlandstalige Muziekagenda. Bovendien werden reeds verschillende Raden van Beheer van de dochterverenigingen verruimd en werden er Vlamingen in opgenomen.
Niettegenstaande de goede en vaste wil van het Paleis een nationale instelling te willen zijn, moet het vaststellen dat de Vlaming dit huis blijft schuwen. De deuren van het Paleis staan open, maar de Vlamingen komen niet, en wanneer zij komen, wachten zij zich wel zich als Vlaming kenbaar te maken. Zo'n toestand is vals. Van de duizenden die de koncerten van de Filharmonie bijwonen of die aanwezig zijn op de grote internationale voorstellingen die door de A.D.A.C.-V.A.C.V. worden aangeboden, zijn er geen 10% Vlamingen; om maar niet van het aantal bezoekers aan de tentoonstellingen te spreken.
Is de Vlaming van de tweede helft van de 20e eeuw een kunst- en kultuurvreemd mens geworden? Wil hij slechts teren op de grootsheid van zijn verleden? Dan heeft hij het verkeerd voor. Kunst en kultuur zijn levende bestanddelen die steeds meer en steeds opnieuw moeten gevoed worden.
Het wordt nu langzamerhand tijd dat de Vlamingen uit hun ivoren toren treden. Hoe zouden zij respekt van hun Franstalige landgenoten kunnen afdwingen indien zij zelfs niet aan een werkelijke aanwezigheidspolitiek op alle vlakken van het maatschappelijke leven deelnemen. Een daadwerkelijke presentie tonen dat wij kultuurrijp en -rijk zijn, dat alleen kan ons tot gelijkwaardige partners maken voor de Franstaligen te Brussel.
Volledig in de lijn van de nieuwe koers die door het Paleis en zijn dochterverenigingen wordt gevoerd zullen er dit jaar uitgesproken Nederlandse manifestaties worden georganiseerd.
Reeds in augustus van dit jaar en meer bepaald op 29 augustus, start het Festival van Vlaanderen in Brabant, met name in het Paleis voor Schone Kunsten met de uitvoering van Orfeo van Monteverdi. Op 11 september zal het Concertgebouworkest van Amsterdam onder de leiding van Bernard Haitink de uitvoering brengen van het werk van Gustav Mahler ‘Das Lied von der Erde’ in een vertolking door Ernst Haefliger en Janet Baker.
Het Festival van Vlaanderen in het Paleis voor Schone Kunsten is een eksperiment dat niet mag mislukken, anders zal het Vlaams prestige te Brussel weer een flinke deuk krijgen en dat kunnen wij ons niet permitteren.
Verder organiseert de Filharmonie tijdens