Eiland San Giorgio bij Venetië. Dit is werk van een Vlaming.
Vlaming worden geleid, dat hertogen en pausen als kapelmeester liefst een ‘Fiammingo’ willen. Te Milaan ontmoet Roland de Lassus als kapelmeester van de katedraal, de Vlaming Matthias Werrecoren.
Aan het hof van Ferrara, waar ook Rogier van der Weyden een tijdlang heeft vertoefd, is werkelijk een hoofdstuk van onze kunstgeschiedenis geschreven. Men zou een zaal van het castello kunnen volhangen met een galerij portretten van Vlaamse musici die te Ferrara te gast waren of er vertoefden: Obrecht die er zingt, de Rore en vooral Josquin des Prés. De prins der Nederlandse musici komponeerde een mis op de klinkers van de hertogelijke naam als symbolen van muzieknoten, de mis Hercules Dux Ferrariae waarvan in 1958, in Saint-Eustache te Parijs, een eerste uitvoering in de oorspronkelijke vokale en instrumentale versie werd verzorgd. En de muziek voor het huwelijk van Lucrezia Borgia, dat hier plaats greep, werd door Vlamingen gekomponeerd. Florence is voor de Vlamingen geen muziekcentrum geweest zoals Ferrara, Venetië of Mantua. Toch zijn ook daar onze musici op verschillende manieren werkzaam geweest. Josquin des Prés en Obrecht zijn er geweest en ook de veelzijdige Hendrik Isaak die enerzijds als orgelist aan de S. Maria del Fiore fungeert maar anderzijds ook meedeed aan die typisch Florentijnse veredelingen van het volkslied, die de ‘Canti Carnascialeschi’ zijn. De beroemde Willem Dufay wordt uit Rome naar Florence geroepen en aangezocht de muziek te komponeren voor de wijding van de dom Santa Maria del Fiore, in 1436 door Paus Eugenius IV voorgezeten. Aldus ontstaan de motetten ‘Nuper rosarum flores’ en ‘Salve’. Maar het is ook weer Dufay die een loflied op de meisjes van Florence bedenkt, ‘Miranda sparit Florentinae puellas’.
En dan zijn er de schilders. De jonge Rubens, de rijpe Van Dyck, de grijze Vander Weyden. Het ware gemakkelijker en beknopter een lijst op te stellen van de Vlaamse schilders die niet in Italië zijn geweest, laat staan beïnvloed door de kunst van ginder, ook al reisden ze slechts op hun levensavond af. Het gelde nu invloed of eenvoudig parallelisme, de veelvuldigheid der betrekkingen zelf kan niet geloochend worden. We kunnen hier niet over de Vlaamse romanistenschool uitweiden en over wat ze aan Italië te danken heeft, noch aan het opsommen denken van de Vlaamse kunstwerken die zich in Italië bevinden; het een als het ander onderwerp zou een encyklopedisch boek vergen. Hier is Vlaanderen werkelijk een bemiddelaar geweest tussen de Latijnse en de Germaanse kultuur.
Maar er zijn niet alleen de schilders op het doek. Treedt de Vlaming de San Giorgiokerk op het gelijknamige eiland te Venetië binnen, dan ziet hij in het koor het prachtig gesneden houtwerk van zijn landgenoot Bert Van de Brulle. In Venetië nog, waar, op het muzikaal plan, de orgelist Jan Buns uit Gent, de beroemde Willaert en anderen werkzaam waren, kan men, in de biblioteek van Sansovino, een van 's werelds kostbaarste miniatuurverzamelingen inkijken, de breviario van Grimani, hoofdzakelijk door Vlamingen verlucht, hoewel omtrent de namen nog gediskussieerd wordt: gewoonlijk vermeldt men o.m. Memling. Van hoevele wandtapijten die Italië's paleizen en kerken verrijken werd de tekening niet door Italianen als Campi of Rafaël gemaakt terwijl de uitvoering in Vlaanderen, te Oudenaarde, te Aalst of te Brussel verricht wordt!
Te Florence is de Vlaamse faam in 't bijzonder verbonden met de tapijtweefkunst. Het zijn twee Vlamingen uit Brussel, Jan Roost en Niklaas Karcker, die de grondslagen legden voor de Mediceaanse fabriek. Te Florence kan men het werk van de Vlaamse tapijtwevers in het Palazzo Vecchio volgen. Gerard Edelinck maakt de steek voor Leonardo da Vinci's karton ‘De strijd om het vaandel’. De naam die hier vooral dient vermeld is Giovanni Stradano, alias Jan van der Straet of nog, zoals hij, niet zonder fierheid, op een van zijn fresco's in het Palazzo tekent, ‘Johanes Stratensis Flandrus’, Ettelijke jaren leidt deze Bruggeling de tapijtweefkunst aan het hof van de Medici. Hij is ook zeer bedrijvig als schilder. De versiering van de eetzaal van Eleonora van Toledo is verbonden met de namen van nog andere Vlaamse ‘arazzieri’ (wandtapijtwevers): Piet Fevere en Bernard van Asselt. Naast die bekende kunstenaars zijn er natuurlijk ook tal van naamloze vaardige kunstambachtslui. Perens in zijn ‘Histoire de Florence’ (V) meldt dat op het einde van