Ons Erfdeel. Jaargang 11(1967-1968)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] een vrouw hugo claus 1. Met schaterend haar, Met meeuwenogen, met een buidel op de buik, Een moeder of een goede verrader, Wie kent deze laaiende vrouw? Haar nagels naderen mijn hout, Haar klauwzeer wekt mijn jachtige huid, Als een jachthoorn hangt zij in mijn haar te tuiten. Zij nadert in vouwen en in schicht, In hitte, in hars, in klatering, Terwijl in staat van begeerte, Gestrekt als een geweer en onherroepelijk In staat van aanval en van moord ik Omvat, doorploeg en vel, Gebogen, geknield, het geurend dier Tussen de lederzachte knieën. Zij splijt mijn kegel In de bekende warmte. 2. In het eiland der gezwollen liefde, In wolfsogen wakend, In alle kwalen, in de kuisheid, in de woede, Het kwade hart en het goede, Treedt een verterend kind (in gratie soms of teder) En wordt vrouw, Een open, buigzaam bewind van honger, En wekt in gras, op de harige heide, In de huid een stam die Klimt en lager nadien als vroeger splijt, En staat ineens schraal en schuw Tegen de hoestende lucht. (Neen, geen madrigaal en geen genade. Maar een bewind van honger, van wulps haar, Van geslachte hazen en de melk van hun verloren zaad.) Vorige Volgende