Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend§ Ga naar margenoot* Na de wijse: Het was een Joden dochterken.
Ga naar margenoot+ ALsmen duysent vijfhondert heeft gheschreuen
En eenentseuentich Jaer
| |
[pagina 655]
| |
Heeft
Gerrit Corneliszoon verheuen
Ga naar voetnoot1)
Ghelaten zijn ionge leuen
tAmsterdam int openbaer.
In een vlotschuyt natvermonden
Tot wercken was hy bereyt
Daer heeft hem de Schout geuonden
Geuangen ende gebonden
Ende na Stadthuys geleyt.
Sanderdaechs is hy voortgecomen
Voor den Raet op dat pas
En hebben seer neerstich vernomen
En vraechden hem sonder schromen
Welck dat zijn gelooue was.
Sijn geloof tot dien tijden
Beleet hy onueruaert
Maer sy wilden dat hy sou belijden
Sommighe die waren bezijden
Ga naar voetnoot2)
Maer Godt heeft zijn mont bewaert.
Als sy na haer vermogen
Hem eens hadden gepijnt,
Hebben zijn cleederen wtgetogen
En met doecken verbonden zijn oogen
Ga naar margenoot+ Merckt
doch der slangen fenijn.
Al om des rechts verstrangen
Ga naar voetnoot3)
Hebben sy zijn handen ouerstuer
Ghebonden en op gehangen
En zijn so van hem gegangen
Och vrienden dit was so suer.
De Heeren hooge van moeden
Hebben noch onuersaecht
Hem doen slaen met scherpe roeden
Godt ginck zijn tonge behoeden
Dat hy niemant heeft beclaecht
Ga naar voetnoot4).
Den Buel seer wreet van sinnen
Hebbensy op dat saysoen
| |
[pagina 656]
| |
By haer ontboden daer binnen
Om tontcleeden ginck hy beginnen
De Buel moeste zijn werck doen.
Handen en voeten ginck hy binden
En themde voor zijn gemacht
Ga naar voetnoot1),
Daer saten de Leeuwen en grinden,
O Godt hoe connen zijt al geuinden
Dat opt onnoosel is bedacht
Ga naar voetnoot2).
Op de pijnbanck heeft hy gelegen
Merckt wat geslachte dat dit is
Hem daer met roeden geslegen
En met een aker vol, ten dient niet geswegen
In zijn lijf gegoten met pis
Ga naar voetnoot3).
De draeck moeste hem noch wreken
Tegent Lam met grooten spijt
Merckt wat hier is gebleken
Bernende keerssen hebben sy ontsteken
Ga naar voetnoot4)
Onder zijn armen des seker zijt.
Tweemael gehangen sonder worgen
Eens met gewicht aen zijn voet
O Godt al zijt ghy lang int borgen
Ga naar voetnoot5),
Sult noch wel betalen sonder sorgen
Die dus vergieten tonnoosel bloet.
Dus hangende aen de koorde
Liepen sy wech al met verdrach
Ga naar voetnoot6)
Na vraechden sy als de verstoorde
Ga naar margenoot+ Wilt
ghy niet lijden met corte woorden
Sullen dus handelen al den dach.
Hy danckte Godt almachtich
Die ons doet behouden het velt
En bewaerde zijn mont seer crachtich
Voor synen naesten warachtich
Ga naar voetnoot7)
| |
[pagina 657]
| |
Daerom was hy seer gequelt.
Seer gepijnicht naet gewagen
Ga naar voetnoot1)
So dat hy niet conde gaen
Op een stoel was hy gedragen
Alsmen voort recht soud gaen claghen
In de vierschare was hy gedaen.
Merckt wat eer sy hem toonden
In de vierschaer als een sot
Met een hoet met bloemen hem croonden
Ghelijck als sy Christum loonden
Also hielden sy met hem den spot.
Sentency met cleene verstanden
Ga naar voetnoot2)
Vuytten sy, en deden wraeck
Datmen sou worgen en branden
En also brengen van handen
Ghebonden aen eenen staeck.
Hy danckte den Schout gehuldich
Ga naar voetnoot3)
Van zijn sentencie wreet
En droegen hem seer verduldich
Ga naar voetnoot4)
Voort volck menichuuldich
Tot voor de pael die was bereet.
Seer vierich tot God beradich
Ga naar voetnoot5)
Riep hy so seer bequaem
O Vader weest my genadich
Maeckt my een van v minste schaepkens dadich
Ga naar voetnoot6)
Ofte tminste lit aen v lichaem.
O Heere die hooch zijt geseten
En hier beneden siet
Die een kender sy van alle secreten
De herten hoe hooch int vermeten
Ga naar voetnoot7)
Voor hem isset gerekent al niet.
| |
[pagina 658]
| |
Driemael geroepen seer vyerich
Heeft hy, o Vader coen
Ga naar voetnoot1)
Ga naar margenoot+
Vergeeft haer seer goedertierich
Hoe wel sy my quellen onmanierich
Sy en weten niet wat sy doen.
Och volck, eewich is so lange
Vader, eewich is lange tijt
Riep hy met herten banghe
Och dese Crijch, is seer stranghe
Vecht nv vleesch, dits de laetste strijt.
Als de koorde was aen zijn keele
Riep hy voor minst en meest
Ga naar voetnoot2)
O Vader ick v hier beuele
Voor de menschen ick dit niet heele
In uwe handen mijnen gheest.
Dus dede hy zijn offerhande
Al voor de werelt blent
Hy vreesde werelt, doot noch schande
Noch de heeren van den lande
Hy street met ghewelt totten ent.
Dus wilt nv niet meer vechten
Ghy Rechters van Amsterdam
Tegen des Heeren knechten
Is seer quaet om te rechten
Ga naar voetnoot3)
Want onnoosel is dat Lam.
Wilt v veruolch laten
Ghy Rechters ouer al
Want v groote mandaten
Ende des Conincx placcaten
Int ordeel niemant helpen sal.
|
|