Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend
[pagina 649]
| |
§ Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot* Na de wijse: Een eeuwige vruecht die niet en vergaet.
Ga naar margenoot+ Alsmen schreef duyst vijfhondert Jaer
Ende twee en tsestich mede
Sachmen te Gent dits openbaer
Ga naar voetnoot2)
Vrome Christenen ontleden
Ga naar voetnoot3)
Om tgetuygenisse Christi soet
Twelck sy beleden met ootmoet
Totter doot sonder verflouwen
Haer Fondament alleen
Was
Ga naar margenoot* Christus de verworpen
steen,
Alleen op hem stont haer betrouwen.
Ick moet v clagen Heer mijne noot
Hoe lang salmen dit noch hooren
| |
[pagina 650]
| |
En stort het bloet der wtuercoren
Ga naar margenoot‡ De Lichamen uwer knechten
excellent
Sijn den vogelen en dieren als nu present
Al tot een spijse gegeuen
Ga naar margenoot* So wie
van tquaet aflaet
Ende doet na Christus raet
Die moet tot allemans roofs
Ga naar voetnoot2) wesen.
Hoe iammerlijck worden sy vermoort
Die Gods Woort recht beleuen
Ga naar margenoot† Een gaepspel, van der werelt
verstoort
Ga naar voetnoot3)
Sijn sy al hier beneuen
Een yeghelijcx verworpsel me
Somen nu siet in alle ste
Alsmen wel mach vermonden
Haer leuen, lijf, en goet
Was voor den Name Christi soet
Ghelijck als dese nu zijn beuonden.
Ga naar margenoot+ Vrymoedich, cloeck, en
excellent
Ga naar margenoot* Heeft
Peter van Maldegem al voren
Sijn geloof beleden voor de Heeren blent
Ga naar margenoot* Met
Peter van Male sonder stooren
Ga naar margenoot* En daer toe oock
Jacques Bostijn,
Ga naar margenoot* Met
Lowijs Alaerts cloeck en fijn
Sy streden voor des Heeren Name
Ga naar margenoot* Nv rusten
sy onder den Outaer
So Joannes tuycht openbaer
Met witte cleederen bequame.
Ga naar margenoot*
Vijnken en
Goudeken de Joncheer
Ga naar margenoot* Met
Janneken ionck van dagen
Dees dry gesusters bleuen by Gods leer
Totter doot sonder versagen
Ga naar margenoot*
Betken van Maldegem hielt totten endt
Ga naar margenoot* Met
Cijnken van Geldere ongeschent
Dus sullen sy ten seluen stonden
Als Christus haer Bruydegom soet
Henlieden sal comen te gemoet
| |
[pagina 651]
| |
Ga naar margenoot* Als reyne Maechden zijn
beuonden.
Ga naar margenoot+
Guillame van Dale met cloecken moet
Heeft om der waerheyt zijn leuen
Verlaten, en oock gestort zijn bloet
Dus wort hy van Godt verheuen
Hy en vreesde sweert noch gloet
Dus loefde hy den Heere goet
En sal tot zijnder vromen
Ga naar voetnoot1)
Dat Rijcke der Hemelen fijn
In eewicheyt besittende zijn
Een eewige vruecht niet om sommen
Ga naar voetnoot2).
Ga naar margenoot* Int Jaer van drientsestich
dit wel beuroet
Ga naar margenoot*
Dierick Lambrechts ionck van dagen
Streedt voor tgelooue wel gemoet
Totter doot sonder versaghen
Ga naar margenoot*
Christiaen van Wettere wilde ooc mee
Ga naar margenoot* Met
Anthonijn de Wale na de ste
Dus sullen sy hebben te loone
Ga naar margenoot† Cleederen wit en reyn
Al met Gods Wtuercoren gemeyn
Daer toe
Ga naar margenoot‡ des leuens croone.
Ga naar margenoot* Int Jaer vierentsestich
wel aenmerckt
Ga naar margenoot*
Steuen de Graet seer vierich
Ga naar margenoot* Met
Cijnken zijn moeder wel gesterct
In ouderdom seer goedertierich
Dus sullen sy dits openbaer
Hier bouen by de Hemelsche schaer
Louen den Heere schoone
Ga naar margenoot* En singen
dat nieuwe Liet
Als ons Joannes bediet
Al in des Hemelsch throone.
Ga naar margenoot*
Perijnken Ketels wel bekent
Heeft om der waerheyt, wilt hooren
Sint Peters int Clooster haer leuen gheent
Ga naar margenoot* Met
Leenken haer moeder sonder stooren
Ga naar voetnoot3)
Ga naar margenoot† Dus
sullen sy worden gheloont
Ghelijck als Esdra was vertoont
Op den Berch Sion gepresen
Al met een croone playsant
| |
[pagina 652]
| |
En Palmtacken in de hant
Vant Jongelinck
Ga naar voetnoot1) hooge verheuen.
Ga naar margenoot+
Perijnken en
Martijnken van Male coen
Ga naar margenoot* Twee gesusters, wilt
aenmercken
Met vleesch noch bloet haer niet beuroen
Ga naar voetnoot2)
Want Godt condese wel stercken
Ga naar margenoot†
Peter van der Muelen corts daer naer
Streedt voor t gelooue openbaer
Ga naar margenoot* Int Jaer vijfentsestich
mede
Ga naar margenoot*
Willem de duyck gemeyn
Ga naar voetnoot3)
Verliet oock des werelts pleyn
Dus zijn sy nu in goeden vrede.
Ga naar margenoot* Int Jaer achtentsestich
dit beuroet
Ga naar margenoot*
Jan Parijs al na tbetamen
Ga naar margenoot*
Pierken van Cleue wel gemoet
Ga naar margenoot* En
Lauwerens Peters bequame
Ga naar margenoot*
Hendrick Maesschap
Ga naar voetnoot4) seer vailliant
Was met haer leuende verbrant
Dus sullensy allegader
Hooren een lieffelijck woort
Ga naar margenoot‡ Coemt ghy
gebenedijde voort
By mijnen Hemelschen Vader.
Ga naar margenoot*
Jan de Smit na mijn onthou
Streedt cloeck al sonder sneuen
Ga naar voetnoot5)
Ga naar margenoot* Corts daer na
Daniel de Pou
Beleedt Christus woort verheuen
Ga naar margenoot*
Daniel van Voren wel bekent
Ga naar margenoot* Met
Passchier Weyns seer excellent
En wilde Gods woort niet schamen
Dus salse Christus fijn
Ga naar margenoot* Schencken den nieuwen wijn
Hier bouen, al na tbetamen.
Ga naar margenoot* In 't Jaer negenentsestich
dit aenhoort
Ga naar margenoot*
Roelant Stayaert ten desen
| |
[pagina 653]
| |
Ga naar margenoot*
Joos Goethals en sloech niet bloot
Ga naar voetnoot1)
Ga naar margenoot*
Peter Stayaert oock beneuen
Ga naar margenoot*
Janneken Roolants zijn echte wijf
Ga naar margenoot* En
Janneken de Joncheer verliet haer lijf
Dus zijn sy vroom gebleuen
Ga naar margenoot† Als tgout
beproeft int vier
Dus salse de Heer goedertier
Ga naar margenoot+ Sijn
Hemelsche Rijcke geuen.
Ga naar margenoot*
Christoffel Buyse was ooc bereyt
Ga naar margenoot*
Lauwereys van Rentergem mede
Het cruys te dragen met goet bescheyt
Ga naar margenoot‡ Op den engen wech na sHemels stede
Ga naar margenoot*
Joos Messenier tot zijn behoet
Ga naar margenoot* En
Grietken Baets seer wel gemoet
Dus sullen sy wilt hooren
Int nieuwe Jerusalem fijn
Want Christus haer licht sal zijn
Het eewige leuen sal haer gebueren.
Ga naar margenoot*
Jacxken Terlinck bleef vast gebout
Op Christum den Heere gepresen
Haer vijf kinderkens sy den Heere betrout
Die sorcht voor haer; beneuen
Ga naar voetnoot2)
Ga naar margenoot*
Tanneken vander Muelen reyn,
Ga naar margenoot* Met
Jacxken van Hussele gemeyn
Ga naar voetnoot3)
Hoe vrolijck sullen sy wesen
Als der Basuynen geschal
Ga naar voetnoot4)
Coemt hier mijn liefste getal
By mijnen Vader hooch verheuen.
Alle dese hebben haerleuen geent
Gheleden voor de Waerheyt reyne
In Vlaenderen binnen der stadt van Gent
Sachment al in gemeyne
Ga naar voetnoot5)
Ick bidde v crachtich Vader goet
V Wtuercoren geeft doch moet
Die nu als noch tentijden
| |
[pagina 654]
| |
Met druck in banden, torment
Ga naar voetnoot1)
Bewaertse O Heere ongeschent
Al die om uwen Naem zijn in lijden.
Ick dancke Godt den Vader door Christum soet
Die zijn wtuercoren als voren
Ga naar voetnoot2)
Verlost heeft door zijn genade goet
Van valsche leere, wilt hooren
Bewaert ons O Heere al te saem
Wy die noch pelgrimagie gaen
In groot perijckel met dangier
Ga naar margenoot+ Geeft
ons O Heere, uwen gheest
Ga naar margenoot* Als wy
beproeft zijn met tempeest
Als tgout ende tsiluer door het vier.
Broeders en Susters int gemeen
En vreest druck, banden, noch lijden
Christus ons Coninck en anders geen
Wil ons vantquaet beurijden
Dus blijft vast op hem gebout
Van zijne wegen niet en flout
Ga naar voetnoot3)
So sult ghy salich wesen
Hier mede neme ick mijn endt
Beuele v Godes Gheest excellent
Sijnen Naem blijft eewich gepresen.
|
|