Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend§ Ga naar margenoot* Na de wijse: Adieu reyn bloemken Rosiere.
Ga naar margenoot+ VErhoort ons droeuich claghen
Ga naar voetnoot1)
O Heer in desen noot
| |
[pagina 659]
| |
Vercort onse quade daghen
Vol sware perijckel groot
V woort lijdt veel aanstoot
Het wort op straten vertreden
Wie daer na leeft met vreden
Ga naar voetnoot2)
Wert veruolcht oft ghedoot.
Ghedoot van Abels tijden
Sijn de Gherechtige slecht
Ga naar voetnoot3)
Ga naar margenoot+ De Heer
moest seluer lijden
Waerom dan niet zijn knecht
Ja wie so Paulus secht
Godtsalich wil leuen crachtich
Moet veruolcht sijn onsachtich
Schrift wort veruult te recht.
Te recht ist so vergangen
Binnen Delft nemet waer
Daer waren twee geuangen
Om Christus Naem eerbaer
Sy beleden de waerheyt claer
Veel proeuinghe menichuuldich
Hebben sy verwonnen geduldich
Twert haer wel gheloont hier naer.
Naer veel strijts der gheleerden
Die haer vielen seer swaer
Met den blinden verkeerden
Ga naar voetnoot4)
| |
[pagina 660]
| |
Sy haer seer quelden, maer
Sy behielden het velt strijtbaer
Doe zijn dees Schaepkens terstonden
Want sy vet
Ga naar voetnoot1) waren beuonden
Ter doot gheschickt aldaer.
Aldaer quam het volck met hoopen
Om de Offerhanden te sien
Veel hebben haer toe gheroepen
Al smorgens vroech by tien
Ga naar voetnoot2)
Dat sy souden vroom strien
Sy
Ga naar voetnoot3) riepen veel
schoone reden
Om haer so na te treden
Ende namen orlof by dien.
De vre begonst te naken
Sy brachtense ter vierschael,
De Schaepkens vrymoedich spraken
Goeden dach int generael
Ga naar voetnoot4)
Jan Hendricksen van Swertewale
Ende
Marten Jansen meden
Korendrager Poorter der Steden
Verhoorden het vonnis altemael
Ga naar voetnoot5).
Altemael worden sy opgelesen
Ga naar margenoot+ Als
Ketters herdoopt, hoort my
Ende oock te hebben mispresen
Tsacrament haers Altaers vry
Ga naar voetnoot6)
Dattet vleesch noch bloet en sy
Oock waren tot menigen stonden
Gheleerden tot haer gesonden
Ende noch bleuen sy hert daer by.
By dien wesen syse in handen
Des Slagers
Ga naar voetnoot7) om openbaer
Aen palen te worgen en branden
Dat daer de doot volcht naer
Doe spraken dees Schaepkens claer
| |
[pagina 661]
| |
Mijn Heeren wy appelleren
Voor thoochste Recht des Heeren
En wy sullent wel winnen daer.
Daer ginck Stadtschrijuer beneuen
Ga naar voetnoot1)
Op tSchauot aflesen, hoort
Dat niemant op goet en leuen
Tot haer moest spreken een woort
Doen quam
Marten Jansen aen boort
Sy schroeyden zijn tonge smertich
Noch sprack hy euen cloeckhertich
Ga naar voetnoot2)
Dese waerheyt betuych ick voort.
Voort sprack hy, waert niet te degen
Om mijn salicheyt ghedaen
Ick hadde wel het Perdoen vercregen
En veel swaren strijt ontgaen
Maerick heb den goeden strijt volstaen
En tghelooue behouden mede
De Croon der gerechticheden
Is my nu bereyt voortaen.
Voortaen riep hy gestadich
O Heer weest in dit saysoen
My arm sondaer ghenadich
Want ick ben na mijn beuroen
Niet weerdich om v Naem coen
Ga naar voetnoot3)
Te lijden met den volstanden
Ontfangt mijn geest in v handen
Riep hy in zijn laetste doen.
Ga naar margenoot+ Doen
hebben sy dit gaen wreken
Aen
Jan Hendricksen Gods knecht,
Sijn mont verstopt voort spreken
Noch heeft hyt weer wt geslecht
Ga naar voetnoot4)
Doe sprack hy, nu gheltet te recht
Dit is de waerheyt volcomen
Doe rieper
Ga naar voetnoot5) veel,
strijdt vrome
Daer door liep het volck wech
Ga naar voetnoot6).
| |
[pagina 662]
| |
Wech namen de Heeren mede
Dit Schaep eert haer wort ontstoort
Maer want haer niemant misdede
So brochten zijt weder voort
Verbonden, verstopt, versmoort
Dat hy schier in onmacht swickten
Ga naar voetnoot1)
De Slager niet langhe en prickten
Ga naar voetnoot2)
Maer hielper hem haestich door.
Door de enghe poorte truerlijck
Sijn sy vroom ghedrongen siet
Gheen lijden valt haer meer suerlijck
Maer rusten van allen verdriet
Doemen vijftienhondert riet
Ga naar voetnoot3)
En eenentseuentich Jaren
Den vijfsten
Ga naar voetnoot4) dach
Februaren
Is haer Offerhande gheschiet.
Gheschiet na Schrifts oorconden
Godt proeftse als tgout int vier
Ende heeftse weerdich beuonden
En verlost wt alle dangier
Och hoe salich zijnse schier
Die tot deser Feest mach comen
En haer hals buyghen als vromen
Onder Christus Scepter hier.
Hier mede sluyt ick dese saken
Lieue Vrienden, hout goede wacht
Laet ons noch een weynich waken
Want de Heer coemt onbedacht
Ghelijck een Dief inder nacht
Die hy sal vinden getrouwe
Daer sal hy zijn Feest mede houwen
Wel hem die daer recht op acht.
|
|