Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend
[pagina 553]
| |
Een metten Vadere ghemeyn
Met dat wtuercoren greyn
Ga naar voetnoot1)
Ghelooft aen hem alleyn
Als nv ter hueren.
Een Dochter ionck van Jaren hoort
Heeft haer gheloof beleden
Als sy quam voor die heeren voort
Wt liefden onghestoort
Niet gesien op smenschen woort
Maer totter doot ghestreden.
De Marckgraef biddende
Janneken soet
Heeft aldus aengheheuen
Wilt afstaen al metter spoet
Ick sal v wesen goet
Na mijnen wille doet
Ga naar margenoot+ Tleuen
sal ick v gheuen.
V leuen dat en begeer ick niet
Dat ghy my nv wilt gheuen
V beloften die zijn als een riet
Om te brenghen int verdriet
Al die op menschen siet
Sullen in boosheyt leuen.
Doen seyde my
Ga naar voetnoot2) een Preecker blent
Balten is zijnen name
Dat God was int Sacrament
Dat en heb ick niet bekent
Ga naar voetnoot3)
Het is God geschent
In uwen lichame.
Maer ick seyde hem: Leest wijsselijck
Het Vader ons geheeten
Hy las dat hy is in Hemelrijck
Wie sal wesen zijns gelijck
Die ons niet en beswijck
Ga naar voetnoot4)
| |
[pagina 554]
| |
Al wilt ghy ons verpletten.
Sijt ghy niet een luegenaer
Als nv ten tijden
Want ghy leset doch nv claer
Ga naar margenoot† Dat hy is by zijnen Vaer
Aldaer hy is eenpaer
Hoe wilt ghy hem benijden
Ga naar voetnoot1).
De Schout vraechde met woorden ras
In de Vierschare
Oft ick niet herdoopt en was
Dat sprack hy op dat pas
Met woorden euen ras
Spreect vry int openbare.
Vraecht na mijn gelooue vry
Dat sal ick v belijden
Ofte schaemdes v nv ghy
So willet seggen my
So mach ick, waer dat sy
Aen den Heer verblijden
Ga naar voetnoot2).
Ga naar margenoot‡ Eenen doop beken ick
recht
Na den gelooue
Ga naar margenoot+ Die
niet en roert van kinderen slecht
Maer die van beteringe secht
Dit nv wel ouerlecht
Hoe zijt ghy aldus dooue.
Wy hebben genoech daer toe gedaen
Om v te winnen
Hadt ghy v willen laten beraen
En dan oock af gestaen
So haddet wel gegaen
Na onse sinnen.
Mijn vleys dat hebt ghy nv bemint
Maer niet mijn siele
Ghy hadtse so geerne verslint
Maer de Heere heeft versint
Ga naar voetnoot3)
Dat sy wesen sal zijn kint
Al wilt ghyse vernielen.
Al zijt ghy nv seer excellent
Heer Schout van name
| |
[pagina 555]
| |
Ghy sullet beclagen in het ent
Dat ghy niet en waert bekent
Voor een schaepherder ient
Int oordeel bequame.
Ghy Heeren
Ga naar margenoot† wilt v bekeeren al
So moecht ghy leuen
Wilt ghy wesen van Gods getal
Staet af vant oordeel smal
Hier in dit aertsche dal
God salt v ‡ al vergeuen.
Hoe dat sy my meer quelden fel
Hoe ick my meer verblijde
Ga naar margenoot* Wacht v
van de valsche propheten wel
Die met listen comen snel
Hoedt v van haren rel
Ga naar voetnoot1)
Stelt v wel ten strijde.
Benijt
Ga naar voetnoot2) was ick van
Caims
Ga naar voetnoot3) saet
Wilt dit aenhooren
Om dat ick volge des Heeren raet
Willen sy met listen quaet
My verdrencken opstinaet
Ga naar margenoot+ In den
tobbe versmooren.
Ga naar margenoot† Ick beueel v (o Heere) mijnen geest
Die ick heb ontfangen
Brengt hem in v eewich Foreest
Daer werd ick onbeureest
Al voor dat felle Beest
Daer na is mijn verlangen.
Antechrist met zijn goden gelijck
End oock zijn ondersaten
Die met comenschap worden rijck
Dat en is niet prijselijck
Om een weynich tijtelijck
Den Heere te verlaten.
V moetmen louen, o Goddelijcke Heer
Van v weldaden
Die ghy geeft oueruloedich seer
Ga naar margenoot‡ Al die
nemen een keer
En doen al na v Leer
Ga naar voetnoot4)
| |
[pagina 556]
| |
Sult ghy versaden.
Oorlof aen broeders en susters ghemeen
Wilt v bereyden
Fondeert v op Christum den
Ga naar margenoot* Steen
Daer en is oock anders geen
Ga naar margenoot† Die metten Vader is een
Die wil v al gheleyden.
|
|