Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend
[pagina 548]
| |
Die Gods woort belijden bloot
Veel hebben tHemels broot
Betaelt met bloede root
Die Phariseeusche Fielen
Ga naar voetnoot1)
Brenghense meest ter doot.
Een Broeder goet van natueren
Heb ick na den gheest ghehadt
Die moeste den doot besueren
Te Vueren binnen der Stadt
Gods woort beleedt hy plat
Daer hy gheuangen sat
Trijck Gods sal my ghebueren
Want hy beloeft ons dat.
Hoe sy my trecken en teesen
Ga naar voetnoot2)
En quellen met verdriet
Ga naar margenoot* En wilt daerom niet vreesen
Die dat lichaem dooden siet
Mijn siel, also God riet
Ga naar voetnoot3)
Daer aen en hebben sy niet
God sal zijn arme Weesen
Troosten, wat haer gheschiet.
Sijn vrouwe die hy beminde
Trooste hy met woorden soet
Sy was beuaen met kinde
Hy vreesde voor haer ontspoet
Ga naar voetnoot4)
En sprack: Mijn vleesch mijn bloet
En acht niet watment my doet
En ghy Gods gheest versinde
Ga naar voetnoot5)
Het waer met v al goet.
Aen al zijn Broeders te samen
| |
[pagina 549]
| |
Hy lieffelijck oorlof nam
Hy en wilde hem dwoort niet schamen
Ga naar margenoot+ Als hy
tSchauot opclam
Als een onnoosel Lam
Ootmoedich dat hy quam
Maer de
Ga naar margenoot† Woluen die
daer quamen
Die bleuen al euen gram.
Met seuen wreede slaghen
Heeft hy de doot ontfaen
Noch moestmen het hooft af saghen
Eer de martely was ghedaen
Al die dit sagen aen
Die werden al eenen traen
Hoe condy Godt verdraghen
Ga naar margenoot* Die uwen
gheest dus wederstaen.
Sijn arme beuruchte vrouwe
Die maeckte groot misbaer
Sy sterf van grooten rouwe
En oock de vrucht met haer
Dit bitter lijden swaer
Mochtmen aenschouwen daer
Ga naar margenoot† O God ghy
zijt getrouwe
Ga naar margenoot‡ Ghy wreecket wel hier naer.
Och Broeders wtuercoren
Ga naar margenoot* Dit
doet tSerpents fenijn
Sydy van God gheboren
Ga naar margenoot† En vreest gheen sulck gepijn
Al toocht dat Helsche Swijn
Op ons een toornich schijn
Ga naar voetnoot1)
Het woort Gods moet al voren
Met bloede besegelt zijn.
Al worden wy mispresen
Veruolcht int aertsche dal
En moeten een
Ga naar margenoot‡ gaepsel
Ga naar voetnoot2) wesen
Ter werelt groot en smal
Als
Ga naar margenoot*
Schaepkens wt den stal
Verstroyt zijn oueral
God sal ons wel ghenesen
Alst hem belieuen sal.
Broeders diet woort betuyghen
| |
[pagina 550]
| |
Den vrede en tnieuwe ghebot
Ga naar margenoot+ En wilt
gheen knien buyghen
Voor Baal den Afgodt
Ga naar voetnoot1)
Al zijn wy des werelts spot
Gheheeten dwaes en sot
Wilt troost in Gods woort suygen
Dat bid ick v int slot.
|
|