Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend§ Ga naar margenoot* Na de wijse: O Heer al in der eewicheyt.
Ga naar margenoot+ GHy Christen al te samen
Bereyt v totten strijt
Wilt v Gods woort niet schamen
Voor de menschen vol van spijt
Maer vromelijck belijt
Op dat v niet versake
Christus na zijne sprake
Al in der Engelen crijt
Ga naar voetnoot3).
Ga naar margenoot† Wacht v
voor valsche Propheten
Die comen in Schaeps gewaet
Ga naar margenoot‡ Die der
weduwen huysen eten
Binnen zijnt Woluen quaet
Want Godes woort door haet
Ga naar margenoot+ Soecken
sy te versteken
Alsoot wel is ghebleken
Te Ghent, so hier na staet.
Alsmen vijfthien hondert schreue
En vierenvijftich claer
| |
[pagina 532]
| |
Dauid seer vroom van leuen
Die wert geuanghen daer
Hy was seer ionck van Jaer
Hy heeft te Ghent ter stede
Sijn ghelooue vroom beleden
Vrymoedich openbaer.
Doen hy was in tormenten
In quelling en verdriet
Van hare Sacramenten
Vraechden sy hem tbediet
Hy sprack: Ick achtet niet
Ick houde my aen gheene
Al sout ghy al met eene
My dooden door v ghebiet
Ga naar voetnoot1).
Een Pape al met verseeren
Ga naar voetnoot2)
Sprack als een ypocrijt
Ghy zijt verdwaelt so veere
Dat ghy nv so subijt
V ghelooue hier belijt
Men sal v tlichaem crencken
Wilt ghy v niet bedencken
Eer den tijt ouerlijt
Ga naar voetnoot3).
Dauid daer op antwoorde
Met woordekens seer soet
Na Christenen behoorte
Ga naar margenoot* Ick ben
bereyt met moet
Te storten nv mijn bloet
Ja hier ter seluer stede
Ga naar margenoot† God is
mijn salichede
Die my nv hier behoet.
De Paep met stoute reden
Ten sal niet zijn so goet
Ga naar voetnoot4)
Dat ghy ter seluer steden
Sult storten noch v bloet
Ga naar margenoot+ Sprack
hy met wreeden moet
Maer men sal v met schanden
Aen eenen staeck verbranden
Al op de Merct onsoet.
| |
[pagina 533]
| |
In de Vierschaer voor allen
Heeft hy vonnis ontfaen
Als dat hy was gheuallen
In Ketterijen saen
Ga naar voetnoot1)
Teghen tghelooue plaen
Hy sprack: Ist Ketterije
Men salt tot gheenen tije
Met Schrift my wijsen aen.
Daer wert oock mee verwesen
Daer sy waren versaemt
Een vrome vrou gepresen
Leuina was sy ghenaemt
Om Godes woort toequaemt
Ga naar voetnoot2)
Sy liet achter ses kinder
Maer tdeed haer gheenen hinder
Christelijck was sy befaemt.
Als sy tschauot op quamen
Wou Dauid doen zijn gebet
Na Christenen betamen
Maer sy deden hem belet
En staken hem voort bet
Ga naar voetnoot3)
Al met verstoorde sinnen
Lijdtsaem was hy om winnen
Ga naar margenoot* De Croon van God beset.
Nv staende int benouwen
Aen den staeck met ootmoet
Dauid sprack totter vrouwen
Verblijt v Suster soet
Noch seyde hy met spoet
Ga naar margenoot† Tgheen dat
wy hier nv lijden
Gelijckt tot geenen tijden
By dat eewige goet.
Als sy haer offeranden
Doen souden, riepen meest
Ga naar margenoot‡ Vader in uwe handen
Ga naar margenoot+ Beuelen
wy ons gheest
Buspoer gafmen haer eest
Ga naar voetnoot4)
Daer na sachmen haer branden
| |
[pagina 534]
| |
Int openbaer met strops banden
Maer wonder bleeck int lest.
Na tverbranden so isset vuere
En branderen wt ghedaen
Dauid deed thooft noch rueren
Ga naar voetnoot1)
Dit wonder sachmen plaen
Het volck dede vermaen
Siet, men siet hem noch leuen
De Buel was daer beneuen
Hoort wat hy heeft gedaen.
Hy nam (tis claer ghebleecken)
De vorck al in zijn hant
En heeft daer mee ghesteecken
Driemael in zijn ingewant
Ontrent der herten cant
Tbloet isser wt geloopen
| |
[pagina 535]
| |
Ga naar margenoot* Op Godt
stont al zijn hopen
Dus quam hy niet te schant.
Als dat nv was volcomen
Ga naar voetnoot1)
So heeftmen op dat pas
Noch leuen aen hem vernomen
De Buel die bant seer ras
Een keten aen staeck en hals
En dede zijn hals breken
Met cracht, en heeft ghesteken
Wie weet of hy doot was?
Ga naar margenoot† Wilt v doch niet versaghen
Cleyn hoopken voor torment
Tis des Vaders welbehagen
V te gheuen trijck seer ient
Blijft vast opt
Ga naar margenoot‡
Fondament
Twelck is Christus verheuen
Ga naar margenoot* Al staen
sy na v leuen
Druck neemt hier corts een ent.
Ga naar margenoot† Als sy v in haer Scholen
Brenghen voor Vorsten fier
Ga naar margenoot+ Gods
Gheest sal onuerholen
Spreken in sulck ghetier
Door uwen monde schier
Ga naar voetnoot2)
Dus wilt den Heere prijsen
Door v zijn lof laet rijsen
Tot alle stonden hier.
Ga naar margenoot‡ Die
Godsalich willen leuen
So ons de Schrift beduyt
Die worden al verdreuen
Wy claghent ouerluyt
Heer dat ghy v lief Bruyt
Sult goedertier ontfermen
Ontfanghen in v ermen
Daer op maeck ick besluit.
|
|