Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend§ Ga naar margenoot* Na de wijse: O Sion wilt v vergaren.
Ga naar margenoot+ ICk mach wel
droeflijck singen
In desen tijt van noot
Want die Gods woort volbringen
Worden ellendich gedoot
Alsomen mach aenschouwen
Van des werelts wijsen onbedacht
Hoe dat sy mannen ende vrouwen
Dooden bij daech ende by nacht.
Twee vrouwen hebben sy genomen
| |
[pagina 527]
| |
Ist niet een groot verdriet
Waer dat sy souden comen
En wisten sy seluer niet
In een huys dat syse brochten
En settense by een vier
De Schout haer ondersochte
Maer hy vantse int gelooue fier.
Hy heeft haer voort geuraget
Al na de Roomsche Kerck
Sy hebben daer op gewaget
Ga naar margenoot* Ten is
niet dan Duyuels werck
Nv hoort wat wy belijen
Van uwen grooten Bael
Tis niet dan Duyuellarije
En v wercken altemael.
Van tbroot der Papen hy taelde
Oft niet en was Godt perfeckt
Daer op sy hem verhaelde
Dattet was een Duyuel bedeckt
Ga naar margenoot† God en laet hem niet sluyten
In siluer noch in gout
Dus leyden sy daer buyten
Dese twee Jonckvrouwen stout.
Sy ginghen sonder beswaren
Voorby de
Ga naar margenoot‡ Babelsche
Hoer
Ga naar voetnoot1)
O Cuyl der Moordenaren
Ga naar margenoot+ Sprac
sy, O Duyuels Choer
Schouts knecht sprack: Wilt my seggen
Hoe spreeckt ghy so hooghen woort
Doen ginck sy hem wtleggen
Ga naar margenoot* Datter
menich siel wort vermoort.
Men las die eene haer Sentency
Als dat sy hadde verneert
Den Kinderdoop in presency
En haer Sacrament niet begeert
Daer en bouen loopt ghy te samen
Ga naar margenoot† In
vergadering, sprack de Raet
Dwelck v niet en mach betamen
Want tis tegen sKeysers placcaet.
Doen sprack sy met goeden aduijsen
Ga naar margenoot‡ De Doop
coemt den geloouigen toe
| |
[pagina 528]
| |
Ick wilt met de Schrift bewijsen
En waer moecht ghy God sluyten soe
Ga naar voetnoot1)
Hoe en doet ghy ons niet gelijcken
Mijn Broeders en Susters playsant
Want wy van ons geloof niet wijcken
Dat ghy ons niet mede verbrant.
De tweede tot haerder baten
Diemen oock haer vonnis las
Men soudese vry gaen laten
Want sy niet gedoopt en was
Wilt van v gheloof af vallen
Spraken sy sonder confuys
Gelooft gelijck wy allen
En gaet weder met ons thuys.
Ghy Heeren wilt dit weten
Sprack sy op dat termijn
Dat v Brootgod de spinnen eten
Dat wil ick niet deelachtich zijn
Na de Poort zijn sy getreden
Vrolijck, als tot een Feest
En hebben Godt ghebeden
Ga naar margenoot* O Heer
ontfangt onsen gheest.
Dit docht de Heeren goedich
Ga naar voetnoot2)
Want sy bleven int hert verwoet
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot† Haer voeten loopen spoedich
Om te storten onnoosel bloet
Alsomen sach ghehenghen
Ga naar voetnoot3)
Te leyden int gemeyn
Drie broeders ter doot waert brengen
Wiens namen hier volghen pleyn.
Henrick Dircksz sonder beyden
Die quam al singhende gaen
Ga naar margenoot‡ Salich
zijnse die hier schreyden
Ga naar margenoot* Sy
sullen blinckende cleeder ontfaen
Men sal haerlieden loonen
Als de Heere selue belijt
En daer toe eewich
Ga naar margenoot†
croonen
Ga naar margenoot‡ Alle die volstandich strijt.
Dits des Heeren Sabbath bequame
| |
[pagina 529]
| |
Daer ick lange na hebbe gehaeckt
Niet weerdich te lijden voor v Name
Maer Heer ghy my weerdich maeckt
Hy sprack, hoort mijn beurijden
Ga naar voetnoot1)
Ga naar margenoot* Ten is
om Dieft noch moort
Dat wy hier moeten lijden
Maer om dat louter woort.
Dirck Jansz quam onbeladen
Hy sprack, hoort mijn bediet
Al ist dat ons
Ga naar margenoot†
versmaden
Alle menschen, daerom God niet
Ghy Heeren denct dat hier bouen
Ga naar margenoot† Is een
Rechter oueral
Denct vry en wilt geloouen
Ga naar margenoot* Dat hy oock eens ordelen sal.
Als hy nv stont om strijden
Sprack hy:
Ga naar margenoot† Dit lijden is niet groot
Ga naar margenoot‡ Christus moest veel meer
lijden
Die zijn bloet voor ons vergoot
Cracht en macht sal hy ons gheuen
Voor zijnen Naem te lijden saen
O Heer opent haer doogen beneuen
Dat sy int oordeel blijuen staen.
Hy sprack, hoort mijn beminden
Ga naar margenoot+ Wy en
lijden om gheene Sect
Anders gheen geloof en suldy vinden
Nv noch inder eewicheyt perfect
Ga naar margenoot* O Heer
wilt v mijns ontbermen
Sprack hy met sherten wensch
Ontfangt my in uwe ermen
My arme sondighe mensch.
Adriaen Cornelisz quam oock mede
Hy sprack, vroom en wel ghemoet
Dit padt heeft Christus voorghetreden
En zijn lief Apostolen vroet
Ga naar margenoot† De knecht
bouen zijn heere
Niet is, als de Schrift belijt
Doen viel hy op zijn knien neere
En dede zijn ghebet ter tijt.
Doen hy daer hadde geleghen
Met zijn hooft al op de aert
| |
[pagina 530]
| |
En had seer stil ghesweghen
Stont hy op al onueruaert
Sy meynent
Ga naar voetnoot1) wt te rooden
Sprack hy met woorden wel
Maer weet waer sy een dooden
Hondert weder opstaen sel.
Ga naar margenoot* En wiltse
doch niet vreesen
Al die dat lichaem wtroon
Maer vreeset alleen desen
Die siel en lijf mach doon
Al moeten wy hier besueren
Ga naar voetnoot2)
Sprack hy, staende op de banck
Maer vreest dat
Ga naar margenoot† eewich
eewich dueren
Want eewich is so lanck
Ga naar voetnoot3).
Dese zijn ghestoruen met lusten
En ligghen nv voorwaer
Ga naar margenoot‡ Onder den
Altaer en rusten
Als ons de Schrift tuycht claer
Met cleederen die blincken
Sijn sy aenghedaen seer schoon
Ga naar margenoot* Nieuwen
wijn sal haer schincken
De Vader in sHemels throon.
Ga naar margenoot+ Sy
hebben nv geleden
In des Babylons foreest
Om dat
Ga naar margenoot† sy niet
wilden aenbeden
Dat Beelt noch oock zijn Beest
Noch haer teecken ontfangen
Int voorhooft oft rechterhant
Dus moesten sy eer langhe
Seer swaerlijck worden verbrant.
Nv hoort ghy Princen der Beesten
Die Gods kinderen hier bedwingt
Daer toe ghy valsche geesten
Ga naar margenoot‡ Hoe ghy
den grooten grouwel drinct
De Schrift doet ons voorstellen
En na ick daer in gheuoel
Ga naar margenoot* Hoe
tBeest en zijn gesellen
Moeten inden vyerigen Poel.
Die dit Liedeken eerst bedochte
Wt liefden hoort zijn stem
| |
[pagina 531]
| |
De geest dat in hem wrochte
Och Vrienden bidt voor hem
Dat hy als dees vijf bekande
Ga naar voetnoot1)
Doet, en vastelijck sy ghesint
Om doen een sulck offerande
Daermen deewige
Ga naar margenoot* Croon mede
wint.
|
|