Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend
[pagina 510]
| |
Van
Mary van Beckom hef ick aen
Die om Gods woort moest lijden
Haer moeder dreefse ten huyse wt
Het quam int sticht van Vtrecht ouerluyt
Den Stadthouder ginckment vermonden
Dus heeft hy na haer gesonden.
Gosen van Raesvelt quam gedraeft
Om dees Jonckvrouwe te vangen
Ga naar margenoot* Met veel
mannen gestoct gestaeft
En grooten prael behangen
Op Beckoms huys daer Mary was
Sy moest opstaen vant bedde seer ras
En met Raesvelt heen trecken
Ga naar margenoot‡ Sy was
bereyt sonder schrecken.
Sy siende daer menich man subijt
Sprack aen haer broeders vrouwe
Wilt ghy mede reysen nv ter tijt
En my geselschap houwen
Vrsel daer op antwoorde vry
Ick wil geern trecken met dy
Wil
Jan van Beckom dat lijden
Wy willen
Ga naar margenoot† in den
Heere verblijden.
Als Mary dat van haer broeder begeert
Gaf hy consent in desen
| |
[pagina 511]
| |
Dus heeft
Vrsel die vrouwe weert
Ga naar margenoot+ Trou aen
haer suster bewesen
Hier was de liefde int herte groot
Ga naar margenoot* Stercker
dan die bitter doot
Ja vaster dan die Helle
O lieffelijck versellen.
Haer moeder tot haer gecomen was
Wt Vrieslant
Ga naar voetnoot1) seer verre gelegen
Met hare susters op dat pas
Dit en mocht haer niet bewegen
Sy heeft genomen haer afscheyt
Van haer moeder sonder verbeyt
Ga naar margenoot† Sy
vercoos ongemack te lijden
En tooch met haer suster ten strijde.
Sy zijn geuoert na Deuenter waert
Voor de blinde Sophisten
Smenschen geset na haerder aert
Brachten sy voort met listen
Wy houden aen Gods woort met vliet
Op sPaus geset achten wy niet
Want daer door (sonder falen)
Die gantsche werelt dwalen.
Broer grouwel
Ga naar voetnoot2) is ooc gehaelt daer by
Hy wildese vele leeren
Maer na tbetaem en conde hy
Tzijn niet schriftelijck beweeren
Doen hyse niet ouerwinnen en cont
Ga naar margenoot‡ De Duyuel
spreect wt uwen mont
Sprack hy ter seluer vre
Heen wech, heen wech na den vuyre.
Sy hebben haer hoochlijck
Ga naar margenoot†
verblijt
Dat sy weerdich waren beuonden
Te lijden met Christo gebenedijt
Sy loofden Godt ten dien stonden
Seggende: Nv is ons geschiet
Dat sy van Christo hebben bediet
Ga naar margenoot† Hy moest
een inhebber wesen
Des duyuels, so wy lesen.
| |
[pagina 512]
| |
Daer na brachtmense op dat huys
Te Delden hooge van mueren
Ga naar margenoot+ Om af te
trecken met confuys
Bedreuen sy veel cueren
Ga naar voetnoot1)
Dies hadden sy seer cleynen lof
Sy deden wt tBorgoensche Hof
Ga naar voetnoot2)
Een Commissarius daer comen
Om die vrouwen te ontvromen
Ga naar voetnoot3).
Doen hy gecomen was daer by
Dede hy voort seer schoone
Maer dopgeproncte cremery
Mocht gelden niet een boone
Van Missen was zijn fondament
Des Paus statuyten sonder ent
Daer mede cond hy niet halen
Tegens de Schrift, hy moeste falen.
Voort heeft hy haer geuraget snel
Oft sy wederdoopers weeren
Neen seyden sy, wy zijn eens wel
Gedoopt na Christus leeren
Ga naar margenoot‡ Want den
geloouigen de Heer
Dat beuolen heeft na en veer
Ga naar margenoot* So
deden dApostelen hier op aerden
Na tbeuel Christi van waerden.
Daer mach maer zijn
Ga naar margenoot† een doope recht
Als de schrift ons tuycht seer schoone
So wie hier mede is beweecht
Ga naar margenoot‡ Heeft
aengedaen Christum ydoone
Ga naar voetnoot4)
Onstraffelijck in leuen en leer
Door den heyligen Geest van den Heer
Ga naar margenoot* Dits
haer consciency een vast verbonde
Waer door sy staen op Christus gronde.
Hy vraechde oft sy int Sacrament
Oock eten Godt geheele
Hoe moecht ghy vragen doch so blent
Ga naar margenoot† Vant
Auontmael houden wy vele
Ga naar margenoot‡ God en wil hebben geen
gelijck
| |
[pagina 513]
| |
Op aerden noch in hemelrijck
Ga naar margenoot*
Ick bent, ick bent, anders geen meere
Spreeckt hy door des Propheten leere.
Oock vinden wy beschreuen fijn
Ga naar margenoot+ Hoe
Christus heeft nagelaten
Tot gedenck zijns doots, broot ende wijn
Dat hy gaf zijn vleys tot onser baten
Ga naar margenoot‡ So
vaeck wy willen breken dit broot
Sullen wy spreken van zijnen doot
So ons tuycht Paulus leere
Tot dat coemt Christus de Heere.
Als sy nv hielden voor kettery
Al dat Paus oyt in stelden
So is derthiene Nouembri
Die Banck gespannen tot Delden
Mary en Vrsel quamen saen
Voor Pilato ende Caypha staen
Daer sy ter doot werden verwesen
Maer sy verblijden haer in desen.
Nv geschiet ons na Christus leer
Ga naar margenoot‡ Dat die Discipel niet te bouen
Gaet zijn Meester, oft knecht de Heer
Dus gingen sy Godt louen
Alst volck haer bestandicheyt sach aen
Storten sy so menigen traen
Doenmense voerde na die staken
Songen sy met vruechden en spraken.
Ga naar margenoot* Screyt
niet om tgeen datmen ons aendoet
Wy lijden niet als toueneeren
Ga naar margenoot‡ Of ander
misdaders, sprac Mari vroet
Maer by Christum tzijn is ons begeeren
Gelooft sy Godt dat wy die stont
Beleeft hebben, seyden sy int ront
Ga naar margenoot‡ Bekeert
v, blijft op Gods woort staende
So salt v eewich zijn wel gaende.
Doen nv die tijt des lijdens quam aen
Heeft Mari blijdlijck ontloken
Ga naar voetnoot1)
Lieue suster den Hemel is opgedaen
Ga naar margenoot* Als
Stephanus heeft gesproken
Dat wy nv lijden in
Ga naar margenoot† corter tijt
Dies sal ons siel eewich zijn verblijt
| |
[pagina 514]
| |
En met Christo ons Bruygom leuen
Ga naar margenoot‡ Dus wil
ick v de cus des vreeds gheuen.
Ga naar margenoot+ Sy baden
God inden hoogen Throen
Ga naar margenoot* Vergheeft haer doch de sonden
Want sy niet weten wat sy doen
Noch hoordemen haer vermonden
De werelt is nv seer doof en blint
Ontberm dy ouer dijn dochteren en kint
En laet ons niet van dy wijcken
Neemt ons siel in dijn eewich Rijcke.
Eerst namen sy Mary, die badt seer soet
Douerheyt sonder verdrieten
Dat sy doch dat onschuldich bloet
Niet meer souden vergieten
Sy viel op haer knyen ter neer
En sprack haer ghebedt al totten Heer
Vyerich in haren nooden
Ga naar margenoot† En bad
noch voor die haer dooden.
Daer na spranc sy met vrijen moet
Op den houte met verblijden
Ick macht vertellen niet so soet
Als sy bereyt was te lijden
Dy Christo heb ick ouergegeuen my
En weet, dat ick eewich leuen sal met dy
Ga naar margenoot* O Vader in sHemels foreeste
In v handt beueel ick mijn geeste.
De Hencker vloecte met quaden moet
Die keten was niet na zijnen sinne
Och vrient, denct hoe qualijc dat ghy doet
Sprac sy wt vyeriger minne
Mijn lichaem en is des weerdich niet
Dat Christo daer ouer lastering geschiet
Ga naar margenoot‡ Betert v leuen tot deser stonde
Dat ghy niet brant in hellen gronde.
Die Predicant
Ga naar voetnoot1) was daer ontrent
Die een Leeraer is tot Delden
Hy heeft Vrsel omgewent
Maer sy keerde haer met gewelde
Laet my sien deynde myns susters soet
Sprack sy al wt een dringent gemoet
Want die heerlijcheyt daer sy sal ganghen
| |
[pagina 515]
| |
Ga naar margenoot+ Begeer
ick van herten te ontfangen.
Sy quamen haer naerder by cant
En vraechden met practijcken
Haer suster was deerlijck verbrant
Oft sy niet wilde afwijcken
Neen, om den doot die ghy my aendoet
Wil ick niet ouergeuen deewich goet
Sout ghy my van de waerheyt drijuen
Neen, by Christum wil ick vroom blijuen.
Men wilde noch eeren
Ga naar voetnoot1) Vrsel soet
Brengende tsweert ter handen
Neen, sprack sy, mijn vleys is niet te goet
Om Christum te verbranden
Segt
Jan van Beckom goede nacht
Heeft sy tot een van haer Meyers gesacht
Ga naar margenoot‡ Dat hy
Godt diene sonder vresen
Ick sal Godt een offer wesen.
Als Vrsel quam den houte ontrent
Sloech sy hare handen te gare
Ga naar margenoot† Onse Vader
die zijt in sHemels tent
Ja, sprac die Paep, daer vintmen voorware
Dat
Ga naar voetnoot2) ick hem daer soeck in
desen noot
Moet ick steruen den tijtlijcken doot
Woud ick hem int broot bekennen
Ick mocht mijn leuen verlengen.
Doen Vrsel trat opt houte vry
Ist haer onder die voet ontgleden
My dunct ick valle af, sprack sy
Seer ras hoorde die Tyran de reden
Hy riep, hout, sy afwijcken wil
Neen, dat block ontgaet my sonder geschil
Ga naar voetnoot3)
In Gods woort wil ick niet beswijcken
By Christum blijf ick stadelijcken.
Dus zijn dese Schaepkens totten ent
Beyde
Ga naar margenoot‡
volstandich gebleuen
En hebben met haer doot present
Gods woort een zegel gegeuen
Sy zijn met grooter lijdtsaemheyt
Door gestreden in vromicheyt
Ga naar margenoot+ En
hebben ons gelaten
| |
[pagina 516]
| |
Een exempel, wilt dit vaten.
O Heer verhoort doch ons geclach
Wilt dese
Ga naar margenoot† dagen
vercorten
Ga naar margenoot† En uwen Geest sonder
verdrach
Ga naar voetnoot1)
In onse herten storten
Geeft ons ooc stercheyt in der noot
Aldus te strijden totter doot
Dat wy met groot verlangen
Ga naar margenoot* Die
croon met haer ontfangen.
|
|