Noord en Zuid. Jaargang 15
(1892)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
Het Drama.Al moge het Drama niet bestemd zijn, zich tot eene zekere hoogte te verheffen, toch heeft men daarvan zeer verblijdende teekenen van leven kunnen waarnemen. Van de buitengewoon nauwkeurige proza-overzetting van Shakespeare door A.S. Kok verscheen in 1884 de tweede druk, tegelijk met het tweede deel van de Shakespeare-vertaling door Prof. Dr. L.A.J. Burgersdijk, die uitmuntend geslaagd, dichterlijk en volkomen voor het tooneel geschikt is. Thans is deze arbeid volledig verschenen in een bevallig uiterlijk en met verdienstelijke studien en bijvoegsels. Sedert zijn tien drama's van deze vertaling met groote kosten van inrichting op het tooneel vertoond. Ook kwamen drie blijspelen van Molière volgens eene nieuwe vertaling voor 't voetlicht, waarvan bijzonder de aandacht verdient de klassieke opvoering der Précieuses, in strenge navolging van Parijs, naar de keurige vertolking van S.J. Bouberg Wilson, den zeer verdienstelijken directeur der Tooneelschool. Van de oudere Nederlandsche dramaschrijvers werden mede blijspelen opgevoerd, als van Bredero, Hooft, Langendijk en Vondel. Met geschiedkundige trouw op het tooneel gebracht, werden zij met groote toewijding deels door tooneelspelers, deels door liefhebbers gespeeld. De bezielde en in de Grieksche oudheid doorknede M.B. Mendes da Costa, was de eigenlijke toovenaar, die de Amsterdamsche Gymnasiasten in Grieksche helden en heldinnen, priesters en slaven met de meeste volkomenheid wist te herscheppen en het glanspunt eener opvoering bereikte met de Antigone, in den oorspronkelijken tekst opgevoerd bij gelegenheid van de inwijding der Stedelijke Universiteit te Amsterdam. Hij zelf trad op met een stuk in een bedrijf, Thuis gebleven, dat, op Franschen leest geschoeid, welgeslaagd mocht heeten en door het publiek met ongemeene goedkeuring | |
[pagina 137]
| |
ontvangen werd. Hierop volgde een drama Zijn model, eene vrije bewerking van eene Fransche stof, dat recht gaf tot de hoogste verwachtingen. Dat de drie laatste jaren niets nieuws brachten, doet ons gelooven, dat de auteur zijne krachten aan een ander doel wijdt.Ga naar voetnoot1) Van de oudste thans nog levende dramatische schrijvers is de Rotterdamsche tooneelspeler Rosier Faassen nog krachtig. Zijne Dramatische werken zijn volledig uitgegeven en de gemoedelijke toon, de eenvoudige taal, de zedekundige strekking en het aandoenlijke der geheele fabel maken, dat deze stukken nog altijd bijzonder in den smaak vallen van allen, die niet door het buitenland verwend en vervreemd zijn of daarvan den schijn aannemen. Zwarte Griet, Anne-Mie, Blonde Els, die namen op het affiche zijn voldoende om een schouwburg vol te krijgen. De dramatische arbeid van onzen meest populairen schrijver Justus van Maurik groeit niet sterk aan: wij hebben in 1882 Fijne Beschuiten, eene scherpe satire tegen kwezelarij, met veel genoegen ontvangen, in 1884 Men zegt, eene satire tegen kwaadspreken en het vertrouwen op geruchten, ook in 1887 nog Françoise's opstel, dat niet buiten invloed van de Fransche tooneelschrijvers bewerkt was, maar sedert heeft van Maurik zich minder met het tooneel beziggehouden.Ga naar voetnoot2) De belofte, die in 1883 lag opgesloten in Brooshooft's Zijn meisje komt uit! een goed geslaagd beeld van het leven in Oost-Indië, is helaas niet vervuld. Eene fijne maar zeer scherpe en welgeslaagde satire van denzelfden schrijver Dirk Govert Klaaszoon tegen eeuwfeesten, professoren en protectie ging in de hoofdstad, waar het Universiteitswezen nog te nieuw en onbegrepen is, over de hoofden der toeschouwers heen. Een zelfde lot trof een geboren blijspeldichter Van der Aa (pseud. Henry van Meerbeke) een geestverwant van Molière, wiens Ministrieele Crisis (1886), waarin de eigenaardige parlementaire knoeierijen bij gelegenheid der vorming van een nieuw kabinet en wiens Casus belli (1888), waarin de blufferij van kleine staten aan de kaak gesteld wordt, onverstaan bleven; zelfs zag men zich gedwongen den titel van het laatste stuk | |
[pagina 138]
| |
te veranderen in Gevaar voor Oorlog, omdat het Latijn de toeschouwers afschrikte. Reeds in 1885 was van D.H. Maaldrink een treurspel in ouden stijl verschenen, Herodes, dat veel beloofde, ofschoon het voor de opvoering volstrekt niet geschikt was; daarop volgde in 1887 Jan Masseur, eene geschiedkundige figuur uit den tijd der omwenteling; welk stuk met groote en welverdiende belangstelling werd ontvangen. De terugkomst van den koloniaal, dat slechts eens gespeeld werd en wel den avond voor den verschrikkelijken brand, die den historisch merkwaardigen stadsschouwburg van Amsterdam in de asch legde, bewees niet, dat wij van dezen auteur nog veel te verwachten hadden; maar een pseudo-historisch drama Cleopatra, dat later volgde, had werkelijk hooge waarde voor hen, die in den schouwburg in de eerste plaats de kunst des tooneelspelers willen genieten, waar deze de heftigste gemoedsbewegingen der menschen vertolkt.Ga naar voetnoot1) Meer nog blijft ons van Dr. F.W. van Eeden te hopen, ofschoon hij sedert drie jaren zijne werkzaamheid op andere zaken richt. Hij trad in 1884 met drie blijspelen op, die zeer veel beloofden: Frans Hals, waarin eene oude anecdote gedramatiseerd wordt, Het Poortje, waarin hij met groote gevatheid den draak steekt met het sollen met de oudheid en Het Sonnet, waarin hij op geniale wijze de Journalistiek van de belachelijke zijde voorstelt. Aanmerkelijk beter nog was De Student thuis, dat een getrouw beeld toont van een student uit een bekrompen burgergezin, die thuis niet anders dan moraal, beroepszaken en domheid vindt. Dit blijspel werd met veel succes gespeeld, zoodat ongetwijfeld zijne maatschappelijke bezigheden den arts hebben verhinderd zijne beminnelijke en spotzieke muze verder den vrijen loop te laten.Ga naar voetnoot2) De tooneelspeler, zelf sedert 1890 Schouwburgdirecteur, Jan C. de Vos gaf veel bruikbaars, zij het ook, dat het woord meer dan het karakter spelen moest. In een blijspel, Ik heb een stuk geschreven, veroorlooft hij het publiek een blik achter de coulissen, in de leeskamer en in de nadere omgeving der tooneelspelers te werpen. Twee jaar geleden werd Rooie Hannes van Emile Seipgens met tamelijk veel succes vertoond; naar dit welgeslaagde beeld uit het Lim- | |
[pagina 139]
| |
burgsche volksleven te oordeelen, zou men mettertijd iets zeer goeds van dezen schrijver mogen verwachten. Den meesten opgang, we mogen het erkennen, maakte Marcellus Emants. Zijn geschiedkundig tooneelspel in verzen, Adolf van Gelre, zou bij al het verdienstelijke in taal en denkbeelden aan eene vroegere periode kunnen toebehooren, een blijspel Jonge Harten slaagde reeds beter, zijn jongste Comedie de moeurs: Haar Zuster, dat in 1890 voor 't eerst gespeeld werd, bezit ofschoon niet zonder bedenkelijke zwakheden, toch zooveel voortreffelijks, dat wij van dezen ijverigen, degelijken en nauwgezetten schrijver met recht een meesterstuk mogen verwachten. Sinds twee jaren beginnen het karikatuur-spel en de Revue, beide naar Fransche modellen zich bij ons te vestigen; zooals het zich laat aanzien zal er wel spoedig iets zeer bruikbaars en toepasselijks uit ontstaan: de tweede jaarrevue werd maanden lang elken avond voor stampvolle zalen gespeeld.Ga naar voetnoot1) Wat het geschiedkundige betreft, noemen wij slechts eene monographie: De tooneelspeelkunst te Utrecht door Mr. W.G.F.A. van Sorgen, lid van den Raad van Beheer van de Koninklijke Vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel.’ De vertalings-litteratuur gaf langzamerhand het Duitsche kluchtspel op, werpt zich thans op Parijsche samenraapsels, onverschillig van welken rang, gaat voorts bij Wildenbruch ter markt, maar komt ten slotte bij Ibsen en zijne geestverwanten terecht. Twaalf jaren geleden hadden ‘De steunpilaren der Maatschappij’ slechts een twijfelachtig succes; den vorigen winter werd Nora met groote nauwkeurigheid en zorg gespeeld en deed eene rondreis door ons land. Iets dergelijks werd daarop met ‘Spoken’ ondernomen; het stuk heeft hier slechts de belangstelling der nieuwsgierigheid gewekt: de ware dramatische krachten hebben zich met dit werk nog niet ingelaten. Wij hebben ons bij dit overzicht uitsluitend bepaald tot de stukken die gedrukt verkrijgbaar werden gesteld, zoodat de lezer zijn eigen oordeel met het bovenstaande kan vergelijken. Overigens is de studie onzer nieuwste tooneelliteratuur een bedroevende arbeid voor ieder, die nog aan het ideale in de kunst gelooft, waar hij ziet, wat er van het tooneel geworden is. Der Kunsten God aan 't IJ met geestdrift aangebeen
Kroont hier in 't heilig koor verdienste en deugd alleen.
| |
[pagina 140]
| |
dat las men oudtijds op het scherm in den Stadsschouwburg. Die schouwburg is verbrand en de geest, die uit de regelen sprak is verdwenen. Onze hedendaagsche opvoeding vraagt in alle landen uitsluitend naar den geweldigsten prikkel van zinnelijkheid of naar de ruwste en brutaalste uiting van verzet en de groote, kijkgrage, schreeuwende menigte, die in de meerderheid is, wil niet gediend zijn van groote kunst, van kunst die te denken geeft, van kunst die men kalm kan genieten. Het grootste succes van de laatste tien jaar, had eene pantomine de Verloren Zoon; een eenig succes nooit met eenig stuk in Nederland behaald, verwierf de revue de Doofpot. Goede stukken (zelfs van Shakespeare) zijn een ondergang ook voor de best gevulde schouwburgkassen. Wat letterkundige waarde heeft, wordt volstrekt niet begeerd door hen, die thans nog den schouwburg bezoeken; en waar de schouwburg nog maar eenigszins kan bestaan door wanhopige pogingen om het paardenspel concurrentie aan te doen, daar kan men van dramatische literatuur niet veel verwachtenGa naar voetnoot1). Taco H. de Beer. |
|