Noord en Zuid. Jaargang 13
(1890)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 544]
| |
De geschiedenis der Nederlandsche taal.J. Verdam. De Geschiedenis der Nederlandsche Taal, in hoofdtrekken geschetst. Leeuwarden, Hugo Suringar, 1890.Dat ook eene taal hare geschiedenis heeft, is velen nooit ingevallen en de mededeeling van dat feit is door velen tamelijk onverschillig ontvangen. Toch is zulk eene geschiedenis hoogst belangrijk niet alleen, maar ook vol verrassende mededeelingen en uitkomsten. Immers ze verhaalt ons niet alleen, op welke wijze en onder welke invloeden de vorm der woorden, ja zelfs de klank der vocalen veranderde, maar ze verklaart ons tevens, hoe de woorden gaandeweg groote wijziging in hunne beteekenis ondergingen, en eindelijk hoe de taal, door eenig volk gesproken, ten gevolge van verkeer met andere volken vreemde woorden en uitdrukkingen aannam en zelfs den zinsbouw wijzigde. Uit die historie zal ons blijken, hoe elke spoorlijn den dialektenschat in waarde doet verminderen en den voorraad bastaardwoorden doet toenemen, hoe elke wijziging in de inrichting der maatschappij, elke nieuwe wet, elke nieuwe uitvinding in het woordenboek is vereeuwigd, dewijl dat alles invloed had op de taal, die èn verbastering, èn verrijking onderging, zoo vaak zich in het maatschappelijke leven iets wijzigde, hetzij onder binnen- of buitenlandsche invloeden, door den invloed der staatkunde, òf der kunst, òf der wetenschap, òf waardoor het ook zij. In Swift's Verhaal van de Ton wordt de wereld een kleerkast genoemd en het heelal bij een pak kleeren vergeleken; met evenveel recht kunnen wij eene taal bij een bedelaarsdeken vergelijken, samengesteld uit lapjes van den meest verschillenden oorsprong. Hier een lap uit het kleed van een bisschop, daar een stuk uit den rok van een soldaat en broederlijk met die twee verbonden een klein stukje uit het buis van een hansworst. Hier heeft de oude groot- | |
[pagina 545]
| |
moeder een stukje van haar bruidskleed afgestaan, daar heeft de oudste dochter een lapje van het balkleedje, elders het jongste zusje een klein knipseltje van een poppejurk voor de deken afgezonderd. Den statigen Romeinschen muur zien wij staan naast den eenvoudigen (leemen) wand onzer Germaansche voorvaderen, terwijl de Grieksche disch gespreid wordt op de Romeinsche tafel en in ons Arabisch alcoof ons Fransch ledikant staat. Hoeveel geschiedenis in dit zestal woorden! Dewijl er geen enkel vak van studie is, dat niet op de eene of andere wijze van invloed was op de ontwikkeling of de verbastering der taal, dewijl er geen enkel belangrijk historisch feit is, of het heeft op de eene of andere wijze een gedenkteeken in de taal; dewijl kortom het leven, denken en streven van alle eeuwen in de taal eene getrouwe afspiegeling heeft, is het schrijven van eene geschiedenis eener taal een arbeid, die weinigen tot den hunnen zullen maken. Hoeveel Max Müller, Whitney, Koch, Jolly, Morris, Schleicher, nà Grimm en Bopp ook gedaan hebben, hoeveel historische bijzonderheden zij aangaande de taal mededeelden, eene complete geschiedenis van de Duitsche of Engelsche taal gaven ze niet, al kan met dankbaarheid erkend worden, dat Morris en Latham een schets van de Geschiedenis der Engelsche taal gaven, die eene duidelijke voorstelling geeft van de belangrijkheid en de beteekenis van zulk eene studie. Op den titel afgaande meent men inderdaad een voorbeeld van volledige behandeling van het onderwerp te hebben in Scherer's arbeidGa naar voetnoot1), die sedert de uitgave geregeld eene plaats vond in de boekerij van bijna elken ernstigen beoefenaar van de Hoogduitsche of de Nederlandsche taal. In werkelijkheid echter geeft Scherer niets meer dan hij belooft, nl. (eene bijdrage) ‘tot de geschiedenis der Duitsche taal’, want alleen de vervorming der voor- en achtervoegsels, der buigingsdeelen, enz. wordt door hem behandeld, de doode grondstof, maar niet het bezielde woord, de gefixeerde gedachte. In een werkje van 44 bladz. geeft Max MüllerGa naar voetnoot2) ons inderdaad een even helder inzicht in den bouw der taal, als Scherer in zijne 492 bladz., die echter natuurlijk een oneindig grooter aantal feiten vermelden. | |
[pagina 546]
| |
Een benijdenswaardig voorbeeld èn door kortheid en helderheid, èn door behaaglijken vorm, zonder ergens der wetenschap te schaden, geeft BrachetGa naar voetnoot1), die zeer duidelijk de geschiedenis van de taal onderscheidt van de vorming van de taal en eerst daarna omvangrijke mededeelingen geeft aangaande 1. de letters, 2. de taalkundige vormen en 3. de vorming der woorden. Ook elders behandelt BrachetGa naar voetnoot2) gelijke stof en geeft ons op die wijze een getrouw beeld van de wijze, waarop de Fransche taal geworden is, zoo als wij ze thans kennen. Een dergelijk bij uitstek welgeslaagd beeld, zij 't ook met minder wetenschappelijke deftigheid en met meer humor, gaf Schele de Vere in een werk van bijna 700 bladz., van de Amerikaansche taal d.i. het Engelsch der Vereenigde Staten.Ga naar voetnoot3) In weerwil van den onafgebroken arbeid onzer taalgeleerden gedurende veertig jaar, bezaten we langen tijd niets, dat op eene geschiedenis der Nederlandsche taal geleek. En geen wonder. Uit het artikel van dr. Kluyver op bl. 385 vlg. van dit tijdschrift blijkt allerduidelijkst, welk een verschillend karakter de eene en de andere studie vertoont en toch alleen hij, die beide studiën volhardend beoefende, zou in staat zijn, een dergelijke taak met eenig uitzicht op welslagen te ondernemen. Na Ypey's Beknopte Geschiedenis der Ned. tale (Utr. 1812 en Gron. 1832 2 dln. 8o) verscheen in ons land de eerste ‘Geschiedenis der Nederlandsche taal’ in De Bibliotheek van Noord en Zuid V. bl. 53. Het artikel was bewerkt voor de Encyclopaedia Brittanica en werd bewerkt door Dr. J.H. Gallée en Dr. J. Beckering Vinckers; laatstgenoemde schreef het ‘Algemeen overzicht’, de eerstgenoemde bewerkte de ‘klankleer.’ In acht jaren tijds verscheen er niets, dat eene Geschiedenis der Nederlandsche taal mocht heeten, toen Prof. Dr. Hermann Paul te Straatsburg bij Trübner de uitgave begon van den Grundriss der Germanischen Philologie, waarbij onder de medewerkers voorkomen: Prof. Dr. B. Symons te Groningen en Dr. Jan te Winkel te Groningen. De VII. afd. ‘Heldensage’ zou door Prof. Symons bewerkt worden, in de VIII. zou Dr. te Winkel de geschiedenis der Neder- | |
[pagina 547]
| |
landsche Letterkunde schrijven en in de V. afd. onder 6 de Geschiedenis der Nederlandsche taal. Deze verscheen en loopt van bl. 634 tot bl. 722, waarin achtereenvolgens alle verschijnselen worden nagegaan, die onze taal vertoont, alle invloeden worden vermeld, die onze taal deden wijzigen. Met groote nauwkeurigheid en grondige kennis van zaken vermeldt schr. achtereenvolgens verschillende gebeurtenissen, die invloed oefenden op den aard of den vorm onzer taal, (daarbij o.a. een kort en degelijk overzicht van de Vlaamsche beweging, waarin ook de West-Vlaamsche in twee regels nauwkeurig gekarakteriseerd is). Daarop wordt aangetoond, waarin de taal van Noord-Nederland van die van Zuid-Nederland verschilt. Daarop volgt de behandeling van de klankleer, de geschiedenis der spelling, der vervoeging, der verbuiging, - de geslachten, de woordvorming, verlies van woorden, taalverrijking, wijziging van beteekenis der woorden, taalverbastering en invloed van vreemde talen. Inderdaad de schr. geeft ons een rijkdom van feiten en zijn arbeid leert ons eerst recht begrijpen, wat de aard en het karakter onzer taal was, werd en geworden is. Het is te vreezen, dat deze uitmuntende arbeid niet zoo algemeen in Nederland zal gelezen worden, als ze verdient. Juist zij, die onze taal grondig willen leeren verstaan, moeten de wordingsgeschiedenis der taal kennen en het voorwerp hunner studie leeren beschouwen, zóo als dat hier geschiedt. Maar velen, die nalaten kennis met te Winkel's arbeid te maken, zullen toch gretig de hand uitstrekken naar den hoogst verdienstelijken arbeid van prof. Dr. J. Verdam, verschenen in een werk van 224 bl., dat inderdaad voor den grootst mogelijken kring van lezers bestemd en geschikt is. Te Winkel heeft aan eisch der wetenschap ook in den vorm voldaan, zóo als men dat in Duitschland verlangt (een Duitsch leeraar hier te lande begon de voorrede van zijne spraakkunst met de woorden: ‘Eine Grammatik kann eigentlich nie trocken genug sein’). Zijn werk is aangenaam leesbaar zoover dit is overeen te brengen met den eisch van deftigen ernst, dien de Duitsche werken noodig schijnen te hebben. Verdam getuigt terecht: ‘voor Nederlanders moet een boek anders geschreven worden, dan voor Duitschers’ en het bewijs, dat hij daarvan overtuigd is, ligt reeds in den aanhef van zijn voorbericht: ‘Dit boekje wil niet “geleerd”, nog veel minder “doorwrocht” zijn, maar alleen aangenaam om te lezen en geschikt om beschaafden Nederlanders een duidelijk en juist inzicht te geven | |
[pagina 548]
| |
in de lotgevallen onzer moedertaal,’ en verder ‘Het is bestemd, een leesboek te zijn, niet een leerboek.’ Waarlijk, na de aandachtige lezing van dit werk moet ik getuigen, aan dien eisch in de voorrede uitgedrukt, heeft de schr. alleszins voldaan; de schr. eischt niet, zooals Te Winkel eenige voorwetenschap en geeft zelfs vertaling en verklaring, waar dat noodig is. Het werk is in drie afdeelingen verdeeld De eerste Het Nederlandsch en zijne verwanten behandelt het Nederlandsch tot aan het einde der Middeleeuwen, uit een historisch-geographisch oogpunt, zet uiteen, waaraan de verschillende dialekten, waaruit onze taal ontstond, te kennen waren, verhaalt, op welke wijze we tot de kennis der oudere taal zijn gekomen en bevat éen stuk wetenschap, zij het al niet in afschrikkenden vorm, nl. eene verklaring van de wet van Grimm of de wet der klankverschuiving, welke laatste benaming op afdoende gronden wordt afgekeurd. De tweede afdeeling Uitwendige geschiedenis van het Nederlandsch behandelt in den meest verstaanbaren vorm zonder eenige geleerdheid het verschil tusschen spreek- en schrijftaal, de omvang van ons taalgebied en de herkomst van de woorden onzer taal, afwisselend naarmate nu het eene dan het andere volk invloed op onze natie uitoefende of de eene of andere studie van bijzondere beteekenis werd; eindelijk aanwijzing van overblijfsels uit vroegere taalperioden in verschillende groepen woorden, in spreekwoorden en spreekwijzen en in eigennamen. Wat in deze afdeeling ieder zal treffen, is de gloed en de overtuiging, waarmede de schr. optreedt voor het goed recht der moedertaal, voor hare zuiverheid en haar verstandig gebruik. Dat is het gezond purisme, hetwelk uit deze afdeeling spreekt: noch de overdreven vrees om een woord ook van eenigszins vreemden vorm te gebruiken, noch het lijdelijk aanzien van het misbruik van bastaardwoorden, vindt genade in de oogen des schr. Breedvoerig vooral is de vraag behandeld, hoever ons taalgebied zich uitstrekt en het doet ons goed te zien, dat de schr. het zoo gaarne ver uitgebreid zou willen weten. Als zijn boek de belangstelling vindt, die het onderwerp en het boek zelf in zoo ruime mate verdienen, dan zeker zou er uit Nederland een streven kunnen uitgaan tot het veroveren van taalgebied en het verbinden van taaleilandenGa naar voetnoot1) met den vasten wal. Als | |
[pagina 549]
| |
zulk een taal-eiland is de Transvaal te beschouwen. De mogelijkheid, dat men daar eenmaal Nederlandsch zal spreken, gelijk wij het hier doen, komt mij in tegenstelling met hetgeen de schr. als mogelijk voorstelt, als eene verandering voor, in lijnrechten strijd met het gewone verloop der taal. Eenmaal is in Zuid-Afrika het Hollandsch onzer zeventiende-eeuwsche voorvaderen gesproken, het is verbasterd en afgesleten op dezelfde wijze als het Engelsch, even als in het vereenigd Koninkrijk heeft men aan de Kaap en benoorden de Kaap bij de verba den uitgang van den inf. en het prefix van het part. pass. verloren; men heeft in beide streken den g-klank tusschen twee klinkers tot i laten verloopen of geheel uitgeworpen, reen voor regen en reel voor regel geschreven; men heeft saamgetrokken en voor- of achtervoegsels laten vervallen en... dat komt niet terug. Changuion had al berouw over den titel van zijn boek ‘De Nederlandsche taal in Zuid-Afrika hersteld’, eer hij nog de voorrede gereed had en de best onderwezen inboorlingen spreken nog dezelfde afgesleten taal als vóor het verbeterd onderwijs. De bureaucratie en de wettenmakerij kunnen ‘die afrikaanse taal’ vervangen door boeken-Nederlandsch, maar de spreektaal wordt niet hervormd door een paar scheepsladingen schoolwijze jongemannen: deze zullen te kiezen hebben: òf Engelsch òf ‘Afrikaansch’. Maar behalve dat, er is een ander bezwaar: de Engelschen spreken van continental English en colonial English niet altijd in afkeurenden zin; het Engelsch uit de koloniën kan zeer zuiver zijn al is het anders, dan dat van West-End, en het fijnste Engelsch uit Amerika verschilt telkens en telkens weer van dat uit het Vereenigd Koninkrijk. Zoo is het Spaansch van Mexico en het Portugeesch bijv. uit Pernambuco, in menig opzicht eene andere taal dan het Spaansch en het Portugeesch, dat op het Iberische schiereiland wordt gesproken en geschreven. Ieder man van de practijk zal dit bevestigen. Zoo kan dus moeielijk ondersteld worden, dat ook uit dien hoofde, ooit zuiver Noord-Nederlandsch in Zuid-Afrika de heerschende taal zal worden. Het derde deel handelt over de Inwendige Geschiedenis van het Nederlandsch en verhaalt in tal van verrassende voorbeelden, hoe de woorden van vorm en beteekenis veranderden, soms tot onkenbaarwordens toe. Daarbij hebben we niet alleen aan de woorden zelve, maar ook aan de vervormingen door verbuiging en vervoeging te denken. Grooter dan in de beide andere afdeelingen is in deze het aantal bewijzende voorbeelden en daardoor ook het aantal ver- | |
[pagina 550]
| |
rassende mededeelingen en verklaringen, belangrijk ook voor hen, die zich nooit met eenige taalbeoefening bezig houden. Niet alleen de taalgeleerde en de historieschrijver was aan het woord, ook de Nederlander, die zijn land en zijn taal lief heeft en was de lezing van het boek ons een genot, gaf het ons een schat van nuttige lessen en wenken, het roept ons ook tot de vervulling van plichten. Vooral de derde afdeeling wijst ons op de noodzakelijkheid om taalbederf en taalverbastering tegen te gaan en geeft ons ook de middelen aan de hand, om mede te werken tot taalzuivering en taalverrijking. Bij nauwgezette lezing blijkt, wat de schr. zelf ook herhaaldelijk getuigt, dat dit werk nog slechts eene ‘Proeve’, een ‘Schets’ is en dat vele punten nog niet behandeld, of althans niet meer dan aangestipt zijn. Dat heeft zijne goede zijde; te eerder mag men hopen, dat dit boek de noodige belangstelling opwekke, opdat men leere inzien van hoeveel beteekenis het is, de geschiedenis eener taal te kennen. De schr. zegt zelf (bl. 82): ‘In eene taal kan men niet alleen afgespiegeld zien de geestesontwikkeling van het volk, dat die taal spreekt, maar ook een goed deel van hare lotgevallen, van hare uitwendige geschiedenis. De taal kan ons leeren, vanwaar voor een volk zijne toenemende beschaving gekomen is, aan welke volken het voor zijne ontwikkeling de meeste verplichting heeft, soms ook in welken tijd het die nieuwe begrippen heeft leeren kennen, en nu en dan kan zij zelfs vragen dienaangaande beantwoorden, welke de ethnologie niet oplossen kan.’ Ik kan dit artikel niet eindigen, zonder met een enkel woord melding te maken van een omvangrijk artikel over Verdam's boek, in De Gids voor December, van de hand van Dr. Kalff, waarop we wellicht later terugkomen. Hoe belangrijk ook, het voldeed mij niet geheel, dewijl het aan het besproken boek geheel andere eischen stelde, dan de schr. zelf bedoelde. Ik las het artikel eerst, nadat het bovenstaande geschreven was en stip er alleen nog uit aan, dat Dr. Kalff zich met de wijze van taalzuivering van Dr. Verdam niet kan vereenigen - hij is toegevender in het beoordeelen van 't gebruik van bastaardwoorden en handhaaft strenger het onderscheid tusschen woorden, die men wèl en niet in goed gezelschap gebruikt. Het art. is 70 bladz. groot en bevat een overvloed van zeer wetenswaardige feiten en bijzonderheden, die eenmaal zeer zeker door den toekomstigen geschiedschrijver onzer taal dankbaar gebruikt zullen worden. Taco H. de Beer. |
|