Noord en Zuid. Jaargang 13
(1890)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| ||||||||||
Verscheidenheden.Toelichtingen omtrent moeilijkheden in ‘De Jonge Priester’ en ‘De Zangeres’.Aan belangstellende brieven, naar aanleiding van de behandeling dezer gedichten in de slotaflevering van den vorigen jaargang, ontleenen wij onder dankzegging aan de geërde inzenders de volgende verbeteringen. J.P. III, str. 3. ‘Die 't voor den zegen beurt.’
De heer H.J. Delfgaauw te Maastricht wijst ons er op, dat bij dezen regel niet aan het sacrement des doopsels, maar aan den priesterlijken zegen moet gedacht worden. ‘Geen Katholieke moeder,’ schrijft hij, ‘zal verzuimen, wanneer zij na de geboorte van haar kind voor het eerst het bezoek van eenen priester ontvangt, om dien zegen te verzoeken. Deze maakt dan op het voorhoofd van den kleine met den duim der rechterhand het teeken des kruises, vouwt de handen en spreekt luide in de taal der Kerk zijnen zegen over het kind uit.’ ‘Ik bad om in de schaâuw van 't hoogaltaar te rusten,’
hadden wij gezegd, die op te vatten als beeldspraak voor: ‘Ik bad, mij geheel aan den dienst van Jezus te mogen wijden.’ De heer D. deelt ons ook mede, dat vroeger in kloosters de gewoonte bestond ‘de priesters onder het hoogaltaar te begraven en de leekebroeders elders.’ Dit komt ons voldoende voor, om de gedachte aan beeldspraak te doen vervallen, en den zin letterlijk op te vatten als: ‘Het was mijn innige wensch eenmaal als priester daar onder het hoogaltaar begraven te worden.’ | ||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||
het orchest gezien, gelijk wij het hadden opgevat, maar door het orchest. Afdoende wordt dit bewezen door de regels: ‘Maar van 't orchest ontvangt het woelig feest
't Gebiedend sein, 't geen diepe stilte huldigt,’
die de heer B. aanhaalt uit een vroegere redactie van De Zangeres, welke hij in eene Bloemlezing vond. Wij zijn den heer B. in het bijzonder verplicht, omdat zijne aanwijzing ons er toe bracht, de jaargangen 1832 en 1834 van de Nederlandsche Muzen-almanak eens op te slaan. Tot onze verrassing vonden wij daar eene zeer afwijkende jongere redactie zoowel van De Jonge Priester als van De Zangeres, die wij in de volgende aflevering onder het bereik van onze lezers hopen te brengen, omdat we het met den heer Bosman eens zijn, dat de vergelijking van die vroegere bewerkingen met de latere bijzonder ‘tijd- en moeiteloonend’ is. Het is inderdaad uiterst belangwekkend, te zien hoe Potgieter zijn eigen werk verbeterd heeft. We hebben dan misschien gelegenheid, nog op enkele andere regels terug te komen, waaromtrent een verschil van meening bestaat, dat op minder afdoende wijze op te lossen is. Aan alle inzenders echter onzen welgemeenden dank voor hunne belangstellende opmerkingen. d. H. | ||||||||||
Een paar diernamen besproken.Het is en blijft eene liefhebberij van velen om er naar hartelust op toe te etymologiseeren en verschijnselen in de taal te verklaren, ook zonder dat eenige studie, eenig onderzoek, eenige kennis van verschillende verwante talen daaraan is voorafgegaan. Het is waar, niets kan aangenamer zijn dan te weten, waarom een woord de beteekenis heeft, waarin wij het dagelijks gebruiken, waarom onder bepaald aangegeven omstandigheden een regel op deze of die wijze wordt toegepast, maar daartoe is veelomvattende studie noodig, die men het best doet, over te laten aan hen, die zich daarmede bijna uitsluitend bezighielden. In het volgende twaalftal mededeelingen willen we alleen eenige deels bekende, deels minder bekende etymologieën geven, aangaande eenige namen van dieren, die ons allen bekend zijn, maar die we gewoonlijk niet in den waren vorm of in de ware beteekenis verstaan. | ||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||
| ||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||
Uit deze kleine proeve kan men in de eerste plaats zien, dat er veel nasporing noodig is, om met zekerheid de herkomst van een woord te bepalen, nog daargelaten, dat die nasporing soms niet eens helpt; in de tweede plaats kan men er uit bemerken, dat de taal hare bewijzen heeft, zoo goed als de wiskunde. d. B. | ||||||||||
Afwijking in de geslachten der Substantieven.Dat vorm, persoon, regel en olie m., kasteel en idee n. zijn, moet ieder verwonderen, die met de studie van vreemde talen een begin heeft gemaakt. Forma, persona, regula zijn in het Latijn en in alle Romaansche talen vrouwelijk; ook hgd. kent ze in geen ander geslacht; oleum is in het Latijn onzijdig en hgd. heeft ook alleen das Öl, kasteel zou even als fr. château mannelijk moeten zijn en idee als fr. idée, hgd. Idee, ook vrouwelijk. Hoe die twee laatste woorden aan hun geslacht komen, ligt voor de hand. Bij kasteel denkt men aan het inheemsche slot, bij idee aan het inheemsche denkbeeld en beide zijn onzijdig. Zoo heeft hgd. das Piano, analoog met het oudere das Klavier. | ||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||
Het overbrengen van het geslacht van een oud inheemsch woord op een bastaardwoord is eene eerste oorzaak, dat woorden van vreemden oorsprong van geslacht veranderen. De geslachtsverandering van persoon is wel aan geen andere reden toe te schrijven, daar men hierbij aan mensch of man gedacht heeft; gelijk werklieden nog veelal spreken van ‘een knap persoon’ en ‘een persoon biedt zich aan’ enz. waarbij zij persoon beschouwen als een middending tusschen man en heer. Vorm, olie en regel hebben hun tegenwoordig geslacht te danken aan den vorm, waarin zij tot ons zijn gekomen; de woorden op rm en el zijn veelal mannelijk, die op ie gewoonlijk vrouwelijk en men heeft natuurlijk geen historisch etymologisch onderzoek ingesteld om te bepalen, of deze woorden wellicht eene uitzondering op den regel moesten maken. De drie woorden zijn regelmatig vervormd: In forma verzwakte de a tot e en deze toonlooze letter viel af. Op gelijke wijze werd rosa roos, flamma vlam, penna pen, poeta (m) poeet; zelden gebruikte woorden als scriba, waaronder ook vaak misbruikte als collega, bleven hunne vreemde gedaante behouden.Ga naar voetnoot1) Ook regel werd regelmatig vervormd: regula verloor eerst den uitgang en langen tijd schreef men (althans in 't meervoud) regulen; later werd de u verzwakt tot e en men zei en schreef (later ook) regelen, gelijk men nog altijd notulen schrijft, maar notelen leest en zegt. Zoo maakte men van tabula tafel, waarbij b in f overgaat, even als in lat. caballus fr. cheval, sp. Alva en Alba; fabula fabel (waarbij de b blijft), platanus plataan en van exemplum ook wel exempel, van templum ook tempel; want men kon den uitgang niet laten afvallen, zonder vóor de l een e in te voegen, noodzakelijk, opdat men het woord zou kunnen uitspreken. De uitgang el, dien het woord nu had, bepaalde het geslacht en op den oorsprong van het woord werd niet gelet. d. B. |