Slotwoord.
Ten einde aan den wensch der Redactie te voldoen, een kort ‘wederwoord’.
Het verwondert mij, dat de Heer Vinckers zooveel bezwaar tegen werf = kade, heeft. Kiliaen, i.v. zegt:
Werf. Acta, aegialus, crepido litoris, ripa, moles, agger. ‘werf inquit Joan. Bec. in fluminibus et mari dicitur id quod ultra nativum ripae litorisve ductum in aquas ab hominibus est projectum, ne naves vadi brevitate appellere prohibeantar: aut ut eo vis fluminum coerceatur.’
Hieruit blijkt overtuigend, dat werf in Huygens' tijd de beteekenis van dijk, kade heeft. Wat meer is, Huygens bezigt het woord precies in dezelfde beteekenis: Voorhout, vs. 97, 95:
Sai ick 't eyntelicke strijcken
Schelde-diepten An u werff.
De twee bezwaren, welke de Hr. Den Hertog nog heeft tegen mijne verklaring van: Sy deinsen blindeling, geloof ik wel te kunnen opheffen.
Siet scherper in den wind moet, evenals de geheele passage, ironisch opgevat worden, omdat:
1o. anders aan die met de hielen schermt en op den rug laat waaien eene beteekenis zou moeten toegekend worden, die deze uitdrukkingen onmogelijk hebben kunnen;
2o. Huygens, door toe te geven, dat er verstandige of, zooals de Hr. den Hertog wil, zich beterende, bloodaards zijn, zijn betoog dat de lafhartigen blinden zijn, aanmerkelijk zou verzwakken.
Vandaar kan hier zeer goed de samentrekking zijn van daarheen, van waar. 't Is overbekend, dat in de 17de eeuw, en vooral bij Huygens, de correlativa vervangen worden door de demonstrativa. Zeggen wij dus: Ga of keer terug, van waar gij gekomen zijt, dan luidt dat bij Huygens regelmatig: Ga of keer, van daar gij, enz.
Tael van alle tael. De hier door den Hr. Den Hertog gedane vondst, in de Voorrede van Huygens' vertalingen van Donne, acht ik hoogst belangrijk. Zij heldert op, hoe H. deze uitdrukking hier wil verstaan hebben en neemt, bij mij althans, alle bezwaar weg, om tael van alle tael als bijstelling van het Engelsch quett'ren te beschouwen. Ja, ik opper zelfs de gissing, zoo nauw schijnt mij