Noord en Zuid. Jaargang 12
(1889)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 364]
| |
De klemtoon in de Amsterdamsche onomatologie.De blauwe bordjes, die men in Amsterdam aan de hoekhuizen ziet, dragen bijna altijd tot opschrift een samenstelling met een der woorden straat, gracht, steeg, kade, plein, markt, dijk, en eenige malen - vooral in de buitenwijken - pad en weg. Over de plaats van den klemtoon bij al deze samenstellingen wenschen wij enkele opmerkingen te maken; wellicht zullen anderen, wier aandacht daardoor op deze zaak gevestigd is, de verklaring kunnen geven van de eigenaardige onregelmatigheden, die zich hierbij voordoen. 1. De samenstellingen met straat hebben den hoofdtoon niet op het laatste lid. Zoo spreekt men van de Bloemstraat (en niet van de Bloemstraat), van de Amstelstraat, de Agnietenstraat en de Akkolijenstraat. - De eenige uitzonderingen op dezen regel zijn de woorden Leidschestraat, Utrechtschestraat en Haarlemmerstraat. Dat een Amsterdammer zegt: ‘Hij woont in de Leidschestraat’, is zeer natuurlijk; immers legt hij hier den klemtoon nog evenzoo, alsof Leidsche en straat twee afzonderlijke woorden waren; ook dan zou de lettergreep Leid in genoemden zin den bijtoon en straat den hoofdtoon hebben. Evenzoo is het met de Utrechtschestraat, maar dat iemand in de Haarlemmerstraat woont en niet in de Haarlemmerstraat, is niet op dezelfde wijze te verklaren; immers krijgen de Weesperstraat en de Muiderstraat den hoofdtoon niet op het laatste lid, volgens den regel. Dat de Haarlemmerstraat dien regel niet volgt, is hoogst waarschijnlijk daaruit te verklaren, dat ze tot voor een jaar geleden Haarlemmerdijk heetteGa naar voetnoot1) en in haar qualiteit van dijk den hoofdtoon op het laatste lid kreeg, zooals wij straks zien zullen; bovendien heeft haar verlengde aan gene zijde van de Eenhoornsluis den ouden naam | |
[pagina 365]
| |
Haarlemmerdijk behouden, - reden te meer om van Haarlemmerstraat te spreken, want men kan toch niet zeggen, dat men door de Haarlemmerstraat en langs den Haarlemmerdijk naar den Haarlemmerweg is gewandeld. 2. De samenstellingen met gracht hebben den klemtoon alle op het laatste lid, zonder eenige uitzondering. Deze beide regels geven natuurlijk telkens aanleiding tot eene tegenstelling in de plaatsing van den klemtoon, wanneer eene straat en eene gracht denzelfden naam dragen. Zoo zegt men, dat iemand in de Bloemstraat woont, maar dat een ander op de Bloemgracht woont; zoo kan men een huis hebben op de Prinsengracht of in de Prinsenstraat, op de Heerengracht of in de Heerenstraat, enz. 3. Eveneens krijgt het woord steeg in samenstellingen den hoofdtoon; al heeft het eerste lid nog zooveel lettergrepen, een Amsterdammer holt er over heen, totdat hij aan het woord steeg komt, en geeft dit duidelijk hoorbaar den nadruk. Hij spreekt van de Dirk van Hasseltsteeg, de Balk in 't Oogsteeg, de Nieuwezijds-Armsteeg en de Dolle-begijnensteeg; of hij dit ook doet bij de Blindemansteeg, de Dubbele-worststeeg en de Servetsteeg kunnen wij niet met zekerheid beslissen, maar in elk geval zijn dit de eenige uitzonderingen. Of ze inderdaad uitzonderingen zijn, zou men door een gesprek met bewoners van de buurten, waarin zich dit drietal sloppen bevindt, kunnen te weten komen. Evenals er tegenstellingen bestaan in de plaats van den klemtoon bij gelijknamige straten en grachten, zoo ook bij straten en stegen. Men zegt St. Jorisstraat, maar St. Jorissteeg, Kerkstraat en (Enge en Wijde) Kerksteeg, Boomstraat en Boomsteeg, ja, wat nog sterker is, de Beurssteeg heeft met haar naam ook het accent gewijzigd en is eene Beursstraat geworden. 4. De Amsterdamsche kaden behooren bijna alle tot de nieuwe stad en geven getuigenis van de nieuwerwetsche gewoonte, om beroemde Amsterdammers of Nederlanders in straatnamen te vereeuwigen. Wanneer het eerste lid uit zulk een eigennaam bestaat, krijgt deze altijd den klemtoon, het woord kade nooit. Zoo zegt men de Marnixkade, de Bilderdijkkade, de van Oldenbarneveldtkade, enz. - Daarentegen spreekt men, evenals van de Utrechtschestraat, van de Gelderschekade, de Oosterschekade, maar ook van de Stadhouderskade, of zooals het volk zegt, Gelderschekâ en Stadhouderskâ. 5. Plein krijgt in de meeste gevallen den hoofdtoon, b.v. het Ko- | |
[pagina 366]
| |
ningsplein, het Leidscheplein, het Kattenburgerplein, maar bij de pleinen met nieuwe namen is dit niet altijd het geval. Wel zegt iedereen Rembrandtsplein, maar daarentegen Sophiaplein en Jonas Daniël Meijerplein, terwijl het mij toeschijnt, dat de klemtoon bij Frederiksplein, Waterlooplein en Thorbeckeplein (misschien ook bij Marnixplein en Barentszplein) verschillend gelegd wordt. 6. Ook bij de samenstellingen met markt valt de klemtoon nu eens wel, dan weer niet op het laatste lid, maar ik meen hierbij een bepaalden regel te kunnen opmerken: wanneer het eerste lid van den naam het product noemt, dat op de markt verhandeld werd of wordt, krijgt dit eerste lid den klemtoon; zoo bij de Kalkmarkt, de Stroomarkt, de Oude Turfmarkt, de Veemarkt en de Vischmarkt en ook in thans verbannen namen als Boommarkt, Pijpenmarkt en Botermarkt. Alle andere markten daarentegen krijgen den klemtoon op het laatste lid; zoo spreekt een Amsterdammer altijd van de Heerenmarkt, de Nieuwmarkt (of liever de Nieuwmart), de Noordermarkt en de Westermarkt. 7. Dijk krijgt altijd den hoofdtoon: Amsteldijk, Haarlemmerdijk, Kwakersdijk, Nieuwendijk, Wester- en Oosterdoksdijk, Spaarndammerdijk, Zeeburger- of St. Anthoniedijk, ja zelfs Zeedijk. Hoeveel Amsterdammers zullen er aan denken, wanneer zij van den Zeedijk spreken, dat zij den naam noemen van den voormaligen zeedijk van Amstelland? 8. Bij de samenstellingen met pad vindt men weer veel onregelmatigs. Zoo zegt men Molenpad, Zandpad, Kerkpad en Achterpad, maar Bleekerspad (een Kort en een Lang), Schapenburgerpad, Oetgenspad, Zaagmolenspad enz. Vanwaar dit verschil? 9. Hetzelfde schijnt ook te gelden van de woorden op weg, want tegenover Heiligenweg, Haarlemmerweg en Overtoomscheweg (men denke aan Gelderschekade en Leidschestraat) staan Middenweg, Kastanjeweg enz. 10. Bij samenstellingen met dwarsstraat, krijgt dwars altijd den klemtoon; zoo zegt men Anjeliersdwarsstraat in tegenstelling met Anjeliersstraat. Tegenstellingen in klemtoonplaatsing bij gelijknamige straten eenerzijds, grachten en stegen anderzijds, noemden we reeds. Ook bij andere samenstellingen treft men ze aan. Zoo Molenpad en Molensteeg, Weesperstraat en Weesperplein (ook Weesperzijde), Westermarkt en Westerstraat, Weteringschans en Weteringstraat, Oetgens- | |
[pagina 367]
| |
pad en Oetgensstraat, Noordermarkt en Noorderstraat, Nieuwmarkt en Nieuwstraat, Koningsplein en Koningstraat, Beursplein en Beursstraat, Begijnensteeg en Begijnhof, Amstelstraat, Amsteldijk en Amstelveld, Heerenmarkt en Heerenstraat. In hoeverre het Amsterdamsch taaleigen hier overeenkomt met dat van onze andere steden, kunnen wij niet beoordeelen; wij willen eindigen met uitdrukking te geven aan de hoop, dat anderen over deze taalkundige quaestie nader licht zullen kunnen en willen verspreiden.
Rotterdam. J.F. Niermeyer. | |
Naschrift.1. Dat de klemtoon in Leidschestraat, Utrechtschestraat op het laatste woord valt, verklaart zich wellicht uit de omstandigheid, dat dit straat hoogstwaarschijnlijk eene verkorting is van straatweg, wat alleen bij de hoofdpoortstraten het geval is. 5 en 8. Bij samenstellingen met -plein en -pad regelt zich de klemtoon blijkbaar naar de moeielijkheid om het eerste woord der samenstelling uit te spreken, is dat eerste lid nieuw, vreemd of lang, dan kost de uitspraak zooveel moeite, dat men eerst bij de laatste lettergreep van het heele woord de stem laat rusten. Dat die lange deelen der samenstelling oorzaak zijn, dat de klemtoon soms anders valt dan men zou verwachten, blijkt uit Gasthuismolensteeg, Janroodenpoortstoren naast Schreierstoren en derg. Ten slotte zij opgemerkt, dat er bij de samenstellingen twee niet behandeld zijn, nl. veld en sluis: het laatste heeft altijd den klemtoon, het eerste niet altijd. Men zegt: Hij woont op het Amstelveld, het Hekelveld, het Drilveld, het Vlakkeveld (3e Weteringdwarsstraat) en spreekt van de Hoogesluis, Torensluis, Grimmenessesluis, enz.
T.H.d.B.
Naar aanleiding van den linguistischen uitstap, waarmede de heer N. zijne historische en geographische studiën afwisselt, ook enkele opmerkingen mijnerzijds. | |
[pagina 368]
| |
Vooreerst is het misschien niet ondienstig, er bij deze gelegenheid aan te herinneren, dat de Nederlandsche Spraakleer van Dr. Brill een tamelijk volledig hoofdstuk van 15 bladzijden (Dl. I, bl. 98-113) over de leer van den klemtoon bevat, dat te meer belangwekkend is, omdat dit onderwerp in de minder uitvoerige spraakkunsten van de laatste jaren in het geheel niet behandeld wordt. Dit laatste is wel eenigszins te betreuren, daar de ondervinding leert, dat vooral onderwijzers uit streken, waar het heerschende dialect en de beschaafde taal nog al aanmerkelijk verschillen, niet zelden bij het spreken of lezen den klemtoon verkeerd leggen. De klemtoon in plaatsnamen vormt een eigenaardig onderdeel van dit hoofdstuk der grammatica. Eenige aandacht aan dit onderwerp te wijden, moge niet in de eerste plaats van practisch belang zijn, het is eene zeer geschikte oefening in het waarnemen van de levende taal. En al zal het wel onmogelijk zijn, alle grilligheden te verklaren, het is toch verrassend, hier en daar een bepaalden regel te ontdekken. Ongetwijfeld heeft de kracht der tegenstelling een groot aandeel bij het leggen van den klemtoon in samengestelde plaatsnamen. Maar ook een andere factor behoort niet uit het oog verloren te worden; het feit nl., door Dr. Brill gereleveerd, ‘dat sommige samenstellingen als bloote namen geldend, door het oordeel niet in hare samenstellende begrippen ontleed en dus niet als samenstellingen beschouwd worden.’ Is dit het geval en wordt eene samenstelling door de groote menigte niet meer als zoodanig beschouwd, m.a.w. verliest de naam, die eerst nog als soortnaam gold, dit laatste karakter en wordt hij, om zoo te zeggen, geheel eigennaam, dan verspringt de klemtoon; bv.: stadhuis, burgemeester, heerenknecht tegenover woonhuis, buurtmeester, huisknecht, enz. Vandaar ook Amsterdam, 's-Gravenhage, Geertruidenberg, enz. Nu spreekt het vanzelf, dat de doorzichtigheid van samenstellingen bij nieuwe namen grooter is dan bij oude. Dit verklaart o.a. wat de heer N. onder no. 5 over de namen van pleinen opmerkt. Het verschil, door hem bij de overige namen van pleinen waargenomen, bewijst, dat deze namen in een stadium van overgang verheeren. Ook blijft de doorzichtigheid van een samengestelden naam bewaard, wanneer eene tegenstelling in den naam van een in den omtrek liggende buurt of straat daartoe medewerkt. De beide straten, aan | |
[pagina 369]
| |
weerszijden van het Paleis van Volksvlijt, het Oosteinde en het Westeinde, zullen waarschijnlijk wel altijd den klemtoon op de eerste lettergreep behouden. In den Haag echter heeft men een Westeinde en een Noordeinde; het uiteenliggen van beide straten, waardoor bij het noemen van de eene volstrekt niet aan de andere gedacht wordt, heeft daar vermoedelijk den klemtoon doen verspringen. Zoo kan misschien (zie no. 1 hierboven) de onderlinge nabijheid van de Muiderstraat en de Weesperstraat oorzaak te meer geweest zijn van het verschijnsel, dat de klemtoon hier naar den regel op het eerste deel blijft vallen, in afwijking van de Haarlemmerstraat, die aan de nabijheid van den Haarlemmerdijk den klemtoon op het laatste deel te danken of te wijten heeft. Evenzoo is het duidelijk, dat het groote publiek in Marnixkade Bilderdijkkade, Van Lennepkade, evenals in Kalkmarkt, Stroomarkt, Turfmarkt eerder samenstellingen blijft zien dan in Gelderschekade, Oosterschekade of Heerenmarkt, Noordermarkt, Westermarkt, enz., namen, waarvan het oordeel de splitsing in twee begrippen vrij geregeld achterwege laat. Dat samenstellingen met straat den klemtoon op het eerste, die met steeg, gracht, dijk, weg den klemtoon op het laatste deel krijgen, zal misschien hieraan toe te schrijven zijn, dat de eerste benaming als een normale, gewone naam beschouwd werd en de andere als afwijkingen. Hiervoor pleit o.a. dat de Romolensteeg na hare verdooping in Romolenstraat ook den klemtoon heeft zien verspringen, even als dit, gelijk de heer N. opmerkt (zie no. 3) met de Beurssteeg het geval was. In Den Haag nochtans gaf de bevordering van de Vliersteeg tot Vlierstraat volstrekt geen verandering in den klemtoon. De onregelmatigheden onder no. 8 en 9, door den heer N. aangewezen, zijn inderdaad vreemd. De zucht om de lange namen door een snel jagen naar het slot te verkorten, levert hier m.i. de aannemelijkste verklaring. Waar weifelingen in den klemtoon waar te nemen zijn, behoort opgemerkt te worden, dat zij, die op eene aangewezen plaats wonen, het eerst ophouden in den naam dier plaats eene samenstelling te zien, en dus dikwijls den klemtoon anders leggen, dan zij die er niet thuis behooren. Zoo gaat een Nederlander den waterval van Schaffhausen zien en vindt dezen bij Schaffhausen, of juister te Neuhausen, bij welken laatsten naam hij in den beginne al weer veel moeite heeft, | |
[pagina 370]
| |
om zich het verkeerde Neuhausen af te wennen. Zoo hoort men jongelui, die nooit in Den Haag geweest zijn, vertellen, dat zij het Voorhout van Huygens gelezen hebben, wat hun niet kwalijk te nemen is, daar zij natuurlijk denken, dat er ook wel een Achterhout zal te vinden zijn. Eigenlijk is dit ook wel het geval, doch het draagt den naam van Haagsche bosch. En zoo komt het in Amsterdam voor, dat er door velen van het Marnixplein en Barendsplein gesproken wordt, terwijl de bewoners van beide buurten den klemtoon op het laatste deel leggen. C.H.d.H. |