in dien van gedrocht enz. enz. en deze alle ontbreken; onder 't begrip geven zou 't philosophisch woordenboek de vormen om niet, voor niet, gratis e.a. plaatsen - deze drie ontbreken hier; bij vruchteloos zouden voor niets, te vergeefs e.a. voorkomen en dit zou maken, dat ze niet, zooals hier, over het hoofd gezien werden.
Maar ook de vorming der groepen wordt bijna onmogelijk, als men niet eerst de woorden naar begrippen heeft gerangschikt. Waarom komt in deze ‘Proeve’ wèl voor verlegen - bedeesd en niet verlegen - beschaamd - gezwegen nog van verlegen zijn om als behoefte hebben aan. De Synoniemiek omvat ook de uitdrukkingen en spreekwijzen en deze ontsnappen aan onze waarneming, waar we, gelijk blijkbaar hier geschiedde, alleen eene woordenlijst als leidraad nemen. Daardoor werden de groepen ook onevenredig van grootte; bij voorstel - voorslag bijv. mis ik aanbod, offerte, aanbieding, die alle drie bij voorslag behooren en daar ontbreken; evenals mogelijk en denkbaar bij waar - waarschijnlijk; daarentegen vind ik onder dapper negen woorden omdat men bij het hoofdbegrip geen onderscheid heeft gezien tusschen bezit van moed en ontbreken van vrees; kan dit weggecijferd worden, dan komen bij die negen ook nog onverschrokken, tartend, trotseerend, uitdagend, tergend e.a., want verwant zijn ze zeker aan driest, dat in de groep voorkomt. 'k Heb eens geholpen, een catalogus van physische instrumenten op te maken (opmaken heeft minstens een half dozijn beteekenissen en komt in deze ‘proeve’ niet voor) - de leeraar was een Duitscher, vroeg me, waarom ik nu eens van ballen, dan van bollen sprak; 'k wist geen voldoend antwoord te geven en dit boekje geeft er ook geen; de leerling vindt geen antwoord op de vraag naar 't verschil tusschen misdaad en wandaad, gedrocht monster en
moolik; hak, hiel, verzenen; beschouwen en voor iets houden; heel erg en zeer erg enz. enz. enz.
Men ziet, het handige boekje, dat inderdaad in eene behoefte voorziet, is nog niet vrij van gebreken en terecht hebben de schrijvers het eene ‘proeve’ genoemd.
Weiland en Landré zoowel als Bruining is verouderd, menig woord heeft thans eene andere beteekenis dan het had, toen die werken geschreven werden en bij Synoniemen is het niet de vraag, wat de woorden vroeger beteekenden of eigenlijk moesten beteekenen, maar wel, wat ze heden ten dage bij goede en smaakvolle schrijvers en sprekers beteekenen. Het overige behoort in een Taalkundig Woordenboek thuis. Na de keurige proeven van behandeling der Synoniemen in het Woordenboek is natuurlijk elke poging op dat gebied een waagstuk, maar hoewel ik de methode, waarnaar dit boekje bewerkt is, moet afkeuren, den schrijvers komt de lof toe, dat ze tal van groepen verdienstelijk hebben bewerkt. De onderscheiding is zeer voorzichtig, maar veelal juist aangegeven,