van eene stervensscène, eene woeste muziek bij eene hartstochtelijke scène, een moord of een vechtpartij enz. enz. Deze vertooningen komen gelukkig hoogst zelden meer voor en het woord melodrama komt tegenwoordig voor als de naam voor tooneelstukken waarin onmogelijkheden en onwaarschijnlijkheden gaarne worden opgenomen, mits het stuk schokke, roere, verasse, verbaze. De meer gewone naam voor zulke stukken is: draak.
Ontbijten is eigenlijk ‘beginnen te bijten’ maar beteekende oudtijds ‘spijs en drank gebruiken’ dus was ‘brood ontbijten’ ook ‘brood eten’ en ‘wijn ontbijten’ eveneens ‘wijn drinken.’ Toch komt het ook in de middeleeuwen reeds in de tegenwoordige beteekenis voor.
Rechtvaardig is eigenlijk recht gaande, zooals ook lichtvaardig licht gaande. De rechtvaardige is dus hij, die den rechten weg betreedt, wiens handel en wandel in overeenstemming is met het recht. Vaardig is, evenals vaardij (in koopvaardij) van vaarde afgeleid, dat vroeger reis, tocht, gang beteekende, en gevormd is van den wortel van het werkwoord varen (oudtijds gaan), en den uitgang de (vgl. gebaarden uit gebaren, d.i. zich voordoen, vertoonen). Door afwerping van de e werd de d sluitletter en daardoor verscherpt, zoodat wij tegenwoordig alleen vaart schrijven. Vgl. rijden en rit, mede en met, binden en bint, klandizie en klant, verzadigen en zat, bevorderen en voort. De eigenlijke beteekenis van rechtvaardig komt vooral uit in de uitdrukking rechtvaardig (d.i. recht op rijzend) haar.
Schalk beteekent oorspr. knecht, zooals in de samenstellingen maarschalk (oorspr. paardenknecht, vandaar stalmeester, vervolgens aanvoerder der ruiterij, eindelijk veldheer) seneschalk (oorspr. spijsknecht, later hofmeester, van het Latijnsche coenae, genit. van coena, d.i. maaltijd) en Godschalk. Evenals andere woorden, die oorspr. iets gerings te kennen geven, kreeg het ook al spoedig de ongunstige geteekenis van bedrieger, en als adj. van loos, bedrieglijk. Vgl. boos, oorspr. onbeduidend, zooals nog in de afleiding beuzelen; snood, oorspr. gering; slecht, oorspr. vlak, eenvoudig. Later is de beteekenis van schalk in zoover gewijzigd, dat het alleen kon gebruikt worden voor het geestig of guitig bedrieglijke, en vandaar, dat het nu tamelijk wel met guitig overeenstemt. Wie schalk is, houdt eer iemand voor den gek, dan dat hij hem bedriegt. Daar schalk niet alleen subst. is, maar ook reeds in de middeleeuwen in dien vorm als adj. voorkomt, is het niet noodig een nieuw adj. schalksch te maken, al zou dat ook niet zóó verkeerd wezen, als sommigen wel willen doen voorkomen.
Schermutselen verraadt door de ts zijn vreemden oorsprong. Het is afgeleid van het Italiaansche schermugio, klein gevecht, van schermire, vechten, vanwaar ons schermen.