Noord en Zuid. Jaargang 3
(1880)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |||||||||||||||||
Officieele opstellen met fouten.De meeste Nederlandsche wetten zijn in een eigenaardige taal geschreven, die voor den Nederlander eerst verstaanbaar wordt met behulp van een paar vreemde talen. Zelfs onze schoolwetten leveren stof voor eenige honderde cacographieën. Weinig wetten zijn echter in zoo slordig Nederlandsch geschreven als onze Postwet. Vooral geeft deze allermerkwaardigste staaltjes van onbegrepen participiaalconstructies. Om te beginnen draagt het reçu voor postwissels het onderschrift: ‘Dit bewijs is door den afzender te bewaren, om in geval van reclamatie te worden vertoond.’ De bedoeling is, dat het bewaard moet worden, er staat echter, dat het bewaard kan worden. § 7 vermeldt, in strijd met de waarheid, dat gefrankeerde brieven ook zonder postzegels kunnen verzonden worden. Het port (voor gefrankeerde brieven) is door middel van op de brieven vast te hechten frankeerzegels te voldoen; d.i. kan voldaan worden, maar volstrekt niet moet; verder zijn op de brieven vast te hechten frankeerzegels niets anders dan frankeerzegels, die op de brieven vastgehecht kunnen worden. Het woord vastgehecht zou afzonderlijke bespreking behoeven. § 15 spreekt van verzendingen, die te beschouwen zijn als monsters van koopwaren; § 19 gewaagt van opgaven, die op het adres te vermelden zijn; in § 20 lezen we: ‘In verhouding tot het gewigt is het navolgende port toe te passen enz.; § 15 spreekt ook van voorwerpen, die ter verzending toegelaten zijn, terwijl de bedoeling blijkbaar is ter verzending toegelaten worden. Het ergste is, dat die brabbeltaal door de dagbladen overgenomen algemeen gelezen wordt en zoodoende langzamerhand alom bekend en overal aangenomen, de zuiverheid onzer taal grootelijks schaadt. Een keurig staaltje daarvan is het volgende bericht, dat de ronde heeft gedaan door alle dag- en weekbladen: ‘Herhaaldelijk worden voorwerpen op den voet van1 monsters of stalen van koopwaren ter post bezorgd, welke niet als zoodanig2 kunnen toegelaten worden. 1* Om tegen het daarvoor bij de wet vastgestelde verminderde port verzonden te kunnen worden, mogen de stalen of monsters van koopwaren geene eigenlijke3 handelswaarde bezitten.4 Als monsters of stalen van koopwaren zijn dan ook5* enkel te beschouwen5 kleine gedeelten van eene partij koopwaren, welke naar handelsgebruik kosteloos aan de afnemers,6 of ook wel door dezen aan de verkoopers of vorvaardigers worden verstrekt,7 om daarnaar den aard en de hoedanigheid der koopwaren, die aangeboden of verlangd worden, te beoordeelen. Afgewerkte handelsartikelen in ongeschonden staat,8 welke als zoodanig werkelijk9 waarde hebben, modellen van kleedingstukken | |||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||
of van andere voorwerpen, zijn van de verzending op den voet van monsters, of stalen van koopwaren, uitgesloten.10 De bedoeling was eenvoudig, te zeggen: ‘Als monsters of stalen van koopwaren worden alleen die artikelen tegen verminderd port verzonden, die werkelijk, naar handelsgebruik als monsters of stalen kunnen gelden en geen handelswaarde hebben.’
| |||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||
Men ziet wel, dat vooral in de wetgeving ook het meest overdreven purisme niet schaadt. Hier is de taal allerslordigst en de logische redeneering ontbreekt geheel; een natuurlijk gevolg daarvan is, dat de wet juist niet zegt, wat ze moest zeggen en vertelt wat ze zwijgen kon. Daardoor ontstaan de groote mazen, waardoor de wetsovertreder met zooveel gemak kan heenkruipen. |
|