Reeds zijn in verschillende tijdschriften bijdragen geleverd tot het bekend maken van het Z. Bevel. taaleigen, ook door mij; - toch blijven er altijd eigenaardige woorden of zegswijzen over, die aanteekening of opheldering verdienen. Ik wil thans eenige daarvan opgeven.
Boutènden; zaadstruiken, ènden uitspraak voor einden. Als het koolzaad uitgedorscht is, dan worden de leêge struiken tot bossen gebonden om verbrand te worden. De leêge struiken nu dragen gemelden naam. |
Daémsterig weêr; betrokken lucht: ook diezig |
Fifakkerietjes of finten; nesterijen. |
Finistig; snedig, vernuftig. |
Geeren, driehoekige stukken lands. - Ook als werkwoord gebruikt, b.v. dit stuk gronds geert, d.w.z. loopt puntig uit. - Ook bezigt men dit woord in de uitdrukking iemand achter z'n geeren zitten, voor achterna, loopen, opstuwen. |
Giespen; snel loopen. |
Grielen; gichelen, onophoudelijk lachen. |
Huizen; achteruit gaan van paarden. De boeren roepen gedurig tegen hen: (h)uis - op! = achteruit! |
Kizzevizzen; fluisterend praten. |
Koekoekslijm; hars uit de boomen. |
Kroppen in: hij zal 't niet kroppen, voor: hij zal 't er niet door halen. |
Lierleauw; nauwelijks warm van eten of drinken. |
Marote in: op marote gaan, op marsch gaan. Fransch maraude. |
Nikwillig; ergens op belust zijn. |
Nochter staan; van iets, dat misstaat, leelijk staat. |
Oensjebrood en spokebrood voor paddestoelen. |
Olken, vleiend dringen. |
Omdomme of Ondomme; ten ondomme wegmaken is: verdoen, zonder dat het noodig is of zonder dat iemand er iets aan heeft. |
Onnuus; niet recht, in het spel. (Onheusch?) |
Panus in: iemand op z'n panus geven d.i. slaan. |
Poerels maken; voor standjes zoeken. |
Polkoogen; omwenden der oogen, b.v. bij verslikken. |
Pootvast in: die is niet pootvast, niet te vertrouwen, diefachtig. |
Reeën; b.v. ik zal 't wel reeën, gedaan krijgen. |
Reke; in de reke blijven, fatsoen houden. |
Sjoeg! uitroep bij gevoel van koude. |
Sloore, slet. |
Smeel, Smeelen; schimpen, smalen. |