Noord en Zuid. Jaargang 3
(1880)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
Den draak steken.Wie was wel een der oudste draakstekers? - Voorzeker de Ridder Sint-Joris. Zijn eigenlijke naam was Georgius, hij leefde in het midden der 3e eeuw en was een prins uit Cappadocië. In zijn tijd maakte een vreeselijke draak het land onveilig en wilde de dochter des konings, Aja, verslinden. De dappere prins toog van top tot teen gewapend uit, zocht den draak op, en stak hem dood met zijn degen. - Een andere overlevering meldt, dat hij een krijgsbevelhebber van keizer Diocletianus was, en op zijn reis door Syrië een draak overwon, die de dochter des konings van Beyruth, Cleodelinde, belaagde. Tijdens de vervolgingen onder genoemden keizer stierf hij den marteldood; hij werd heilig verklaard en als Sint-George op den 13en April vereerd. De roem van zijn wapenfeit bleef echter in het Oosten eeuwen lang duren. Hij werd de Christelijke Ridder, die in den draak het Heidendom doorstak. Den Kruisvaarders verleende hij hulp tegen de Turken. Toen de Christenen binnen Antiochië door Kerboga van Mosul belegerd werden, en een uitval waagden, werden zij, ondanks de wonderkracht van de Heilige Lans van Sint-Andries, achteruitgedreven en zouden door de Sarracenen in de pan gehakt zijn, als niet de Ridder Sint-Joris aan 't hoofd der engelenschaar hun te hulp was gesneld, en de Heidenen had verstrooid. - Toen Godfried van Bouillon vóór Jeruzalem lag, en wanhoopte aan de overwinning, verscheen Sint-Joris op den Olijfberg, en strekte zijn schild over de stad uit. Dit schonk den Kruisvaarders nieuwen moed, allen waagden den storm, en Godfried was een der eersten, die den muur beklom. Tasso maakt echter den Aartsengel Michaël tot den redder op dat oogenblik, en zegt, dat hij alléén voor Godfried zichtbaar was. (Canto XVIII strofe XCII). Daar de wapenschilden in den tijd der Kruistochten algemeen werden, kreeg ook de heilige Ridder er een, nl.: een rood kruis op een zilveren veld. De kruisvaarders namen Sint-Joris meê naar het Westen, hij word overal het symbool der strijdende Kerk; ridderorden vormden zich met Sint-Joris als schutspatroon, in de 14e eeuw in Frankenland, in 1468 in Oostenrijk, vroeger reeds in Beyeren, waar zij nog bestaat. In 1769 stichtte Catharina de Russische Orde van Sint-George, en in 1839 Koning Ernst-August de Hannoversche. Sint-Joris was de beschermheilige van Genua en van Engeland; van eene menigte schuttersgilden in de Nederlanden was hij de patroon en van een groot aantal herbergen het uithangteeken. Op verschillende geldstukken, die in de 15e en 16e eeuw in ons land circuleerden, was hij uitgebeeld, met het kruis op zijn wapenrok, te paard of te voet den draak doodende, soms met een | |
[pagina 154]
| |
speer, soms met een zwaard. Als een voorbeeld noemen wij de Sint-Jorisnobels van Schotland, de daalders en goudguldens van den Bisschop van Luik, George van Oostenrijk, de snaphanen van Nijmegen, de daalders van Mansveld en die van Leuchtenberg, de munten van Beijeren en van Piemont. Hij was recht populair, ieder kende hem, en had zijn naam dagelijks in den mond. Zoo zei Els de spinster uit den Spaanschen Brabander tot Robbeknol om hem te vleien: ‘Nou mijn ridder van 't Sint-Joris, nou mijn vrijer assen man
Leest nou en reys van dat heyligje, moytjes van vooren an.’
In geen optocht of processie mocht Sint-Joris ontbreken. In den optocht te Brugge op den 3en Juli 1468 bij 't huwelijk van Karel den Stoute reed Sint-Joris, als patroon der Genueesche kooplieden, geheel in 't wit gekleed, omringd door ruiters en pages in 't wit met stalen ringkragen. In eene processie te Amsterdam Ao 1550 reed weder de Christelijke Ridder, met zijn lans stekende naar een grooten groenen draak; Albrecht Durer zag hem te Antwerpen, terwijl de draak door eene dame, die Sint-Margriet voorstelde, aan een rood lint voortgetrokken werd.Ga naar voetnoot1) In 1504 had die aardigheid te Axel plaats; de kuilen in den grond werden met aarde opgevuld, en de stad betaalde een man, ‘dat hij de greppel vulde met eerde, daer men de drake stac.’ Die Sint-Joris met zijn draak was het vermakelijkste tooneel uit elken optocht, oud en jong zag gaarne hoe hij voor den grap zijn lans zwaaide en er mee stak in een linnen draak, met stroo opgevuld. Op dorpen vermaakten de schutters zich, als 't kermis was, met het spel van Sint-Joris en den draak; en te Heel bij Roermond wordt nog de draak gestoken: de dochter van den ambachtsheer speelt voor de schoone Cleodelinde, en de schutterkoning voor den Ridder. - Voor een paar jaren geleden zag ik alhier nog het laatste overblijfsel van Sint-Joris, bestaande in een rond schild, waarop nog verguldsel en schilderwerk te onderkennen viel. Het werd met eenigen ‘ouwen rommel,’ die op den zolder van den Sint-Joris-Doelen lag - verkocht. En evenals dit schild is de herinnering aan den Sant bij de meeste menschen verdwenen, behalve nog aan een enkelen uithoek van ons Land. Maar zijn vermakelijk en schertsend draaksteken is nog in de taal bewaard, en als men van iemand spreekt, die maar voor de leus iets zegt, zonder dat het hem ernst is, dan zegt men nog: hij steekt er den draak mee! Men zegt ook wel eens: hij steekt er den gek mee. Deze uit- | |
[pagina 155]
| |
uitdrukking houd ik voor samengesmolten uit de vorige en uit: hij scheert den gek. Dit vindt men bij Cats verklaard (Spiegel van den Ouden en Nieuwen Tijd): ‘Het is een oude spreuck: Wie net wil leeren scheren,
Die moet vooreerst een geck tot zijn kalant begeeren.
Vraeght iemant waarom dat? Wel, hoort de reden aen,
Wie malle koppen scheert, heeft selden haest gedaen.’
Sommelsdijk. J.E. TER GOUW. |
|