De gewone definitie van lidwoord.
In ‘de leeuw is groot’ is het lidwoord overbodig; doch niet omdat het woord ‘leeuw’ eene onbepaalde zelfstandigheid noemt. Integendeel, bij het uitspreken van de bovengenoemde gedachte, bestaat er voor ons slechts ééne zelfstandigheid, die natuurlijk de bepaalde moet zijn. Het woord ‘leeuw’ noemt hier de geheele soort, dus eene zelfstandigheid, die haar naam alleen draagt. De aanduiding, dat men eene bepaalde zelfstandigheid bedoelt is derhalve onnoodig; m.a.w. het lidwoord is overbodig (pleonastisch).
Het spreekt van zelf, dat de definitie zich met dergelijke uitzonderingen en willekeurigheden in het spraakgebruik niet kan bezig houden.