Louwmaand.
Naar aanleiding van de drie afleidingen, die Weiland van het woord Louwmaand ten beste geeft, vraagt de heer H.: ‘'t Nut van dergelijke woordafleidingen voor den onderwijzer?’
Verwacht hij op die vraag een antwoord, dan luidt het mijne: ‘Is nul.’ Veranderen we echter dergelijke in ‘degelijke’, dan wordt mijn antwoord ‘zeer groot.’
Louwmaand behoort tot die woorden, waarover jaren lang gekibbeld is. Bij zulk een woord het een of ander woordenboek op te slaan en de keuze aan het toeval over te laten, is gewaagd en zal den navorscher eer schaden dan voordeel doen. Weiland is op het gebied der woordafleiding niet te vertrouwen. De taalstudie is sedert hem met reuzenschreden vooruitgegaan.
Wat hebben wij te denken aangaande de genoemde afleidingen? Dat in de maand Januari vele huwelijken plachten voltrokken te worden is buiten kijf. Werd de maand echter daarnaar genoemd, dan zouden we eer liefdemaand verwachten, in overeenstemming met het oude Leva of Lebamaand, zooals men elders zeide. Leva was eene ‘Runinne’, die bij de Germanen als godin vereerd werd. Die vereering zou, zooals sommigen gissen, op Kopper- (d.i. Koppel) maandag, hebben plaats gegrepen. Tot bewijs hiervoor herinnert wijlen de heer D. Buddingh (Westland, pag. 341), dat op zondag na Koppermaandag in de kathol. kerken Joh. 2, de bruiloft te Kana, gelezen wordt.
Louw is echter niet liefde, maar wet (volgens de eerstgenoemde afleiding); Louwmaand zou dus wetmaand moeten beteekenen en niet ‘liefdemaand’. Deze afleiding vervalt dus. Ook de beide andere etymologieën aarzel ik te onderschrijven. En wel om de volgende redenen:
1e. Louwmaand heet bij Kiliaen ook Loomaand (Lo = ‘water’) d.i. ‘watermaand.’
2e. De beteekenis watermaand is meer in overeenstemming met de bijnamen van de overige maanden: Sprokkelmaand (vroeger Spurkel), Lentemaand, Bloeimaand, Zomermaand, enz. wijzen alle op de natuur; waarom ook niet Januari Watermaand.
3e. In deze maand speelt inderdaad het water eene groote rol. Ook het teeken de waterman valt in Januari.
(Over Loo = ‘water’ vergelijke men D. Buddingh's ‘wandelingen door de Betuwe, bladz. 79-101’ en zijn ‘Westland’; aangaande de maanden vindt men het een en ander in dr. de Jagers Taalk. Mag. III, 2).
Ziedaar weer eene andere afleiding, de vierde! Welke nu te kiezen? Het beste is geene keuze te doen, zoolang de zaak niet